De

58ste

SALON

des Jndépendants in Parijs

Bij het bezoeken van deze Salon vraagt men zich telkens af: heeft het nog zin om 3 of 4000 schilderijen ons voor te zetten waar iederen schilder slechts met 1 of 2 werken is vertegenwoordigd en men dus in het geheel geen beeld krijgt van zijn kunnen?

Deze Salon brengt niets nieuws en laat ons de laatste opflikkeringen zien van een voorbije periode. Twee jaar geleden zagen we er nog Marchand, Fougeron, Gischia, Pignon, Eslève, Bazaine enz. en zag men nog dat we in een anderen tijd aangeland zijn. Gelukkig zijn er 12 schilderijen van Boniiard die de interesse vasthouden, als een memoriam aan deze groote in Januari overleden meester. Men ziet hier de evolutie van een leven dat in elk schilderij zich vernieuwd en toch de stijl blijft vasthouden. Over Fragonard, Watteau en Renoir is hij tot ons gekomen en zijn transparante kleine toets is een weelde voor het oog en blijft in zijn echt Fransche manier een geniale les voor iedereen. Om hem heen heeft men gegroepeerd eenige van zijn vrienden en tijdgenooten zooals Maurice Denis, Roussel, Vallotton en Vuillard. Helaas zagen we geen werken van Matisse. De expressionist-visionair Lorjou is als steeds barbaar en primitief en zijn felle, soms rauwe manier van schilderen geeft een episch karakter aan zijn vervormingen.

Claude Vénard is een van de veel belovende Fransche jongeren.

Zijn dramatische visie op het leven is bescheidener. Hij worstelt zich door allerlei invloeden heen en blijft steeds boeiend in zijn moderne pessimisme.

Humblot heeft opgehouden met een polychromie die een maniertje begon te worden. Zijn minotaure

is een wonderlijk visioen in een gamma van muisgrijs en blank ivoorwit en suggereert een angstpsychose.

Rhoner is sterk van kleur en lijn maar soms wat leeg van compositie. Nico Eekman als eenige Hollander is steeds een sterke persoonlijkheid in zijn kleurige boerencomposities.

Dit zijn uit deze groote hoeveelheid eigenlijk de domineerende krachten. Daarnaast treft men weinig aan dat frappeert.

Quizet volgde Utrillo steeds na op de voet, hij is alleen killer en minder gevoelig. Zijn laatste werk wijst er op dat hij er met moeite bovenuit

tracht te komen, zijn liefde voor de dingen om hem heen, doen hem een van de authentiekste vertolkers van het Parijsche stadsbeeld zijn. Het is natuurlijk jammer dat men bijna geen jonge experimenten tegenkomt. Juist nu alle landen, het surreëele en het abstracte erkennen en de Fransche staat ze officieel aankoopt en de galeries op de boulevards de hoogtepunten ervan laat zien. Ze hangen hier wat vreemd als verdwaald in deze reeds bekende chaos. De enkele Klee en Kandinsky navolger doet toch direct sympathiek aan, al mis je de leidende figuren. Paul Rebeyrolle heeft hier een vreemd schilderij, Ie course de tauraiix, die kennelijk onder Picasso’s guernica invloed is. Het sterke beeld van Iché, dat de slachtoffers van de laatste bombardementen voorstelt, is een realistisch en plastisch zeer verantwoord geheel en weet daarbij een ontroering op te roepen. De retrospectieve van de onlangs overleden beeldhouwer Contesse is zeer interessant.

Voor het geheel hoopten we wat nieuws te zien en zijn we teleurgesteld als steeds bij het vermoeiende bekijken van 4000 schilderijen op de groote Salons. FRANS BOERS.

Mars 1947.

Eekman „Le Bossu"