VERDWIJNEND

DRENTHE

IN DE SPIEGEL

• van Rein hart Dozy

De beide ere-tentoonstellingen van Dozy iia diens plotselinge dood in Januari 1947, zijn voor Groningen en Assen een openl)aring geweest. Drenthe heeft ontzaggelijk veel aan deze schilder verloren. Toen ik hem in November nog bezocht en zijn portret tekende, hadden wij niet kunnen vermoeden dat zijn ijverige hand zo kort daarna zon rusten. En dat we hem als voorzitter van de Kunstkring ~De Drenthse schilders” nooit meer in ons midden zonden zien.

Hij was een man, die in bescheidenheid zijn weg ging. Teruggetrokken in zijn Heidehuis in Elp bij Westerbork leefde hij jaren achtereen te midden van de eenvoudige bevolking die hem lief was en gaf heel hun leven weer in zijn werken.

Reiiihart Dozy werd geboren te Nijmegen op 28 Sept. 1880. Van 1901—1902 studeerde hij in Antwerpen onder Prof. Louwers, van 1902 af te Parijs, onder Humbert en Carrière. In 1907 was hij werkzaam op het ~atelier de gravure” van Pellens te Antwerpen. In Parijs werkte hij o.a. met Braque, Picabia, Lepape; te Antwerpen met De Graaf, F. Vermeylen, Chris Lebeau. In 1906 ontdekte hij Drenthe, bouwde in 1911 hel Heidehuis met atelier te Elp, waar hij zich sindsdien ’s zomers in hoofdzaak aan de uitbeelding van „het olde landschap” wijdde, terwijl hij ’s winters in Antwerpen woonde. In 1922 studeerde hij in Engeland, in 1943 werd hij wegens het bergen van onderduikers en illegale propaganda gevangen genomen en naar Vught gebracht, waar hij negen maanden bleef. Nadien keerde hij met gebroken gezondheid naar Elp terug.

Dozy was schilder, tekenaar en illustrator. Tevens gaf hij een historisch werk uit ~Onze beschaving” (de Sikkel, Antwerpen), door hem zelf geschreven en geïllustreerd.

De schilder werkte heel verschillend, soms met dikke pasteuze verf direct naar de natuur, soms

met zo doorschijnende tinten op een basis van een uitgewerkte tekening, dat het paneel of doek doorschijnt. Zijn tekeningen van personen en dorpsgezichten zijn meestal op Engelse wijze gedaaii: een vlakke kleurvulling binnen een gevoelige omtreklijn. Soms gaan ze over in vrijwel zuivere aquarellen. Met grote vaardigheid weet hij de karakteristieke houdingen vast te leggen. Hij is niet gauw tevreden over zich zelf. Met de grote meesters als> Rembrandt en Van Gogh heeft hij gemeen, dat een opgave hem niet gemakkelijk loslaat; telkens probeert hij het weer van een andere zijde. Hij voelt hoe zwaar het voor de mens is om de variaties van het verglijdende licht weer te geven en daarom ziet hij met speurende blikken scherp om zich heen. De prachtige met bomen begroeide bochten van het Oraiije-kanaal, dat hij „Droom-kanaal” noemde, de heide en de bossen, hij beeldt ze uit onder dreigende luchten, in milde avondschijn en vooral ook in blauwige morgennevels. Maar daarnaast interesseert hem toch steeds de mens, niet maar als „decoratie” van het landschaj), maar als levend geheel ermee. Hij ziet deze mensen volstrekt niet als interessante kleurvlekken, maar als echte mensen met een ziel. Hij kent ze en geeft ze weer in hun kracht maar ook in hun conservatisme, in hun stijfheid, en dat niet met die soort van grimmigheid, die Sluyters in zijn Staphorsters legde, maar met de begrijpende liefde van zijn meelevende hart. Argeloos kijkt een klein spelend meisje toe bij een optocht van boerenwagens of landelijke rijvereniging, of staat te kijken bij de bruiloftsstoet, waar het jonge paar strak in hun Zondagse kieren voortstapt. De blik van de beide jonge gelieven is neergeslagen en ze lopen daar gevolgd door het hele dorp. Maar Dozy’s humor vergeet niet de ooievaar boven het dak te laten vliegen....

Dikwijls hebben zijn figuren iets dromerigs. Zijn