Some time ago Messts Ralh and Doodeheeivei invited designs ior Netheriands wall-papei. Theie were nearly 900 enliies, a splendid result, indeed. They more so, ü one consideis that foi the last ten years practically no designs have been made. The idea has thus been realized. The idea lo encouroge the youngei generation ol artists again to put their capacities into the service of goed uphoJstery' notably of good wall-paper. In thia diiection Jiea progress, so that we may come to a new wal! covering to replace the plain, unpatteined one pievailing these last few years. At the exhibition of the wall-papera some rather guccessful designs were to be seen.

Eerste prijs „Blackgrounds”. Ontwerp „Riet”. Ontwerpster Mej. J. Bottema (First prize "Backgrounds”. Design "Reed”. Designer Miss J. Bottema).

zoeken in de kostbaarheid van het behang. Het was niet alleen de gewoonte van de moderne huisbaas van vóór de oorlog om het huis te verhuren en bij te dragen in het behang om daarmee de huur aan te moedigen, ook in de 18e eeuw verhuurde men de huizen reeds mét behang, maar dan was het nog een sterker aanmoediging omdat de kosten zeer hoog waren. Het behang verving de vroegere muurschildering, maar moest dan dok een interessante en fantasie prikkelende voorstelling geven. Dit handwerk was natuurlijk duur. Alles wat een sterk persoonlijk cachet draagt is kostbaar. In de 19e eeuw gaat Engeland de massaproductie met succes ter hand nemen en komen de bloemmotieven, de bontgestreepte behangsels uit Oostenrijk en de opdringerigste ornamentstijlen op de markt. Ook ons land wordt er door overstroomd, want zelf beginnen wij pas de behangseifabricage omstreeks 1880. Tegen het eind van de 19e eeuw gaan architecten en sierkunstenaars van naam (Berlage, Nieuwenhuis e.a.) hun medewerking verlenen aan het ontwerpen van artistiek verantwoorde behangsels. Het resultaat was goed, maar het behang was vaak niet voldoende afgestemd op het verdere interieur, leefde te veel een eigen bestaan. Behang als doel op zichzelf, zonder verband met de omgeving, de meubels en de wandversiering, is te pretentieus en daarom verwerpelijk. Vooral de tijd na de vorige wereldoorlog, de zgn. Tuschinski- of theaterperiode, ging hieraan sterk mank. Dit was een tijd van rumoerigheid, onevenwichtigheid en onzuiverheid, waarbij de wand, het licht en de kleur van het interieur in de onderlinge verhoudingen niet op elkaar waren afgestemd. Deze negatieve activiteit werkte zeer vermoeiend en men hield het dan ook niet lang uit in de huiskamers en salons, waarbij dit modernisme in de wandbekleding was toegepast. Uiteraard waren deze wanden beïnvloed door de stromingen in de schilderkunst, het futurisme en kubisme, om maar