in het totaalbeeld een bepaalde atmosfeer, die beslissend is. En zo is het met meer bouwwerken, waarbij persé de moderne opvattingen gedemonstreerd moeten worden. Dit demonstratieve element verknoeit menig werk, dat in principe zeker acceptabel is. De weerstand, die in Amerika bestaat tegen de nieuwe architectuur, zal voor een deel ook wei hieruit te verklaren zijn en niet alleen uit het feit, dat men zich zo tot de traditionele of klassieke voorbeelden aangetrokken gevoelt. Niet alleen een „kleine” Hollander is gekant tegen excessen, die weer de excessen van een Deiftse School hier in Holland mogeiijk maken. Het juiste begrip zoekt naar een synthese van gevoelens; uit dit begrip zal de nieuwe stijl kunnen ontstaan.

We dwalen hiermede echter af van het bo.ïk. Laten we de schrijver aan het woord laten om een indruk te geven van zijn kijk op Amerika:

~Nog heden is overal op elke „Broadway” het warenhuis de hoofdbron van vermaak, een amusementsbedrijf op zichzelf. Vooral de ~Five and ten” een warenhuis, zoals wij kennen in de ~Hema”-winkels, waar goedkope prullen de fabrieksarbeiders de illusie geven „luxe” te hebben. Zij kunnen van alles kopen zonder dat het totaal bedrag hun budget in de war zal sturen. Ook langs het strand zijn niet de zee en het strand de attractie, maar de winkelgalerijen langs de planken boulevards (boardwalk). Broadway, de winkelstraat, is de fagade van de Amerikaanse stad, al is het een valse fagadè.

Deze meest gezochte resultaten van een materiële „beschaving” demonstreren symptomen van een geestelijke onvoltooidheid. De voornaamste instellingen van de Amerikaanse stad zijn niet de musea, de bibliotheken, de vergaderzalen, de universiteiten, ■ maar de afleiding gevende winkels”.

Over de veelvormigheid van de Amerikaanse architectuur schrijft hij:

~De eisen van het klimaat maken, dat de architectuur in de Verenigde Staten zo verschillende vormen aanneemt; het klimaat is zo verschillend. Het leven in Porto Rico is alleen draaglijk ais de gehele lengte van het gebouw in de permanent gelijke windrichting staat en het huis doortocht heeft. Ditzelfde geldt voor Curagao, wat onze overzeese gebiedsdelen betreft. Zon is er belangrijk. In San Francisco moeten gure noorden- en noordwestenwinden vermeden worden; doortocht is er ongewenst en zon is er in eik seizoen welkom. In de gedeelten van de Verenigde Staten, die in het middenwesten en noordoosten zijn gelegen, is de toestand voor het bouwen gecompliceerd, want er zijn grote tegenstellingen in temperatuur. Zonlicht is ’s winters onontbeerlijk, maar dient ’s zomers te worden vermeden.

Zonneblinden kunnen de hoge zon van de zomer uitsluiten, terwijl de winterzon, die laag invalt, toegang krijgt”.

Over de nieuwe architectuur:

„lemand, die geen oor heeft voor de intervallen die moderne componisten gebruiken, ontkent de „muziek” in hun composities. lemand, die geen oog heeft voor de ruimtewerkingen van gladde vlakken in zuivere verhoudingen van massa’s tegenover elkaar geplaatst, ontkent „kunst” in Mondriaan’s schilderijen en „architectuur” in het werk van architecten, die hun ruimtekunst baseren op dezelfde harmonieën. In Mondriaan’s schilderijen zien zij niets anders dan kinderlijk getekende vierkantjes, in een gaaf stuk architectuur ais hier af geheeld (Huis voor James Ford te Lincoln door de arch. Gropius en Breuer), niets anders dan een schuur. De vlakken, die een architect tegen elkaar af weegt, zijn eveneens het resultaat van emoties. De gebondenheid van architectuur aan materie en techniek doordringt den architect en richt zijn emoties. De golfstroom van zijn scheppingskracht voert de eisen, die materie en techniek stellen, met zich mede. Bij goede architectuur zijn wij vergroeid tot een geheel. Ais waardemeter voor architectuur moeten wij de bekoring van de vormgeving over ons laten gaan, maar tegelijk moeten wij realiseren hoe op deze vormgeving de eisen van materie en techniek hebben ingewerkt”.

Dit zijn enkele karakteristieke citaten, die echter een beslist onvoldoende indruk van het boek geven, dat veie architecten en bouwwerken afzonderlijk behandelt. Wat het laatste citaat betreft, willen we nog dit opmerken:

Wij ontkennen geen ~kunst” in Mondriaan’s schilderijen, maar we geloven wei, dat Mondriaan’s kunst haar werking heeft gedaan en dat wij in een nieuwe fase zijn gekomen, die weliswaar profijt trekt van het naaste verleden, maar die toch wezenlijk anders is. Trekken we de vergelijking door op de architectuur, dan zal deze zich ook in „normaler” (excuus voor het woord) banen moeten begeven. We zuilen echter, liever dan te discussiëren, de resultaten van de komende jaren af wachten. Het boek van Bromberg (dat ons niet van de strijd in eigen land heeft afgehouden!) kan, zelfs ais men andere opvattingen over architectuur huldigt, nuttig werk verrichten voor ieder, die zich vqor architectuur interesseert. Door de aandacht, die Amerika tegenwoordig opeist, is de architectuur van dit land bijna actueel geworden. Bromberg’s studie werkt in menig opzicht verhelderend en het illustratief materiaal, dat de tekst afwisseit en verklaart, is prachtig. Het is bovendien boeiend geschreven, zodat ook de geïnteresseerde leek er van profiteren kan. N. V.