zien. Dobbelman’s plastiekjes, die alle Franse namen dragen en ook inderdaad van een Franse teerheid zijn ,overtuigen door hun onbevangenheid en schuchterheid. Het is klein en liefdevol werk, dat nochtans in grote lijnen is uitgevoerd en voldoende strak is gehouden. Ook al zou er meer van dit werk op de tentoonstelling aanwezig zijn geweest, zou men toch de stukken van Dubbelman er onmiddellijk hebben uitgehaald; hij spreekt zich duidelijk, ondubbelzinnig uit. Er zit poëzie in zijn werk, een element dat buiten het materiaal om werkt en dat er dan ook de bekoring van uitmaakt.

De potretten van Peizel en speciaal de familiegroep zijn verrassend door hun natuurlijkheid, die niet tot een oppervlakkige penseelvoering heeft geleid. We kunnen ons voorstellen, dat de ietwat archaïsche toon van dit werk niet aanlokt, maar het levende en sprekende karakter der figuren houdt de toeschouwer vast. Vooral de ogen trekken naar het schilderij toe. Zq is het trouwens in zekere zin, maar veel minder sterk, met de vrouwenportretten van De Balbian Verster—Bolderhey, hoewel het ~gelaats-idealisme” hier inneemt, zonder dat er eigenlijk een goede grond voor aanwezig is. Het portret „Meisje uit de Oost” van Krenz moet ook afzonderlijk worden genoemd, omdat het fleurig, goed in kleurverhouding, maar niet oppervlakkig is. Het springt uit de wand, ook om de technische verwerking. De kleine doekjes van Witjens ~Maas te Nederhemert” en ~Haventje” mogen ook worden genoemd als serieus werk, goed van sfeer en afwerking, maar toch ook te klein van wezen, zoals met het meeste werk op deze tentoonstelling in nog opvallender mate het geval is.

Van deze expositie naar die van Karei Appel, Corneille en Constant Nieuwenhuijs bij Kunsthandel Santee Landweer is een hele sprong. We kijken hier tegen het werk aan van drie abstracte schilders, die gebroken hebben met alle formalisme en die er geen prijs op stellen ~verklaard” te worden. Wat moet men van dit werk zeggen? Er zijn al heel wat grapjes over gemaakt en er bestaan felle bestrijders van deze wonderlijke en niet te achterhalen producten. Het zou prettiger zijn wanneer men van deze schilders de gehele ontwikkelingsgang zag ■ tentoongesteld om te weten hoe zij tot hun principe zijn gekomen. Kunnen deze mensen inderdaad schilderen ? vraagt men zich af. Picasso is van ~gewoon” een ~buitengewoon” schilder geworden en er gaan geruchten, dat hij weer tot het ~gewone” is teruggekeerd. De deformatie heeft natuurlijk betekenis wanneer de formatie niet meer bevredigt. Het natuurlijk (dit woord opzettelijk gebruikt) evenwicht mag echter nimmer uit het oog worden verloren. Deze schiderijen kunnen, naar ons gevoelen, nimmer definitief zijn; ze zijn doorbreking, maar leveren geen bewijs van het leven. Met de figuren, die op knutselwrk lijken en die het in een kinderkamer uitnemend zouden doen, is dit nog meer het geval. De spijkers, die erbij worden gebruikt, zijn een afschuwelijk plagiaat. Alleen het schilderij ~De Stad” van Corneille is waarlijk suggestief, de rest is een vraagteken, voorlopig; ' positieve elementen vinden we er, behalve in de kleurverhoudingen, niet in. In de kunstzaal van de Moderne Boekhandel werd een tentoonstelling van werken van de

beeldhouweres Gra Rueb, geen onbekende in den lande, gehouden. Cornelis Veth heeft onlangs een boekje over haar werk geschreven, zodat we niet uitvoerig bij deze tentoonstelling, die geen nieuwe aspecten toont, behoeven stil te staan. Het is glad en intiem werk, dat geen bewijs levert voor het feit, dat Gra Rueb in de sfeer van Rodin geleefd heeft toen zij les kreeg van Bourdelle, diens leerling. Alleen in haar vroeger werk (de mannekoppen) toont zij wat meer bewogenheid, maar in die tijd zocht zij nu eenmaal haar vorm, die ze definitief heeft gevonden. Ze staat dicht bij de natuur, bij het schepsel, bij de mens. Gevaar voor oppervlakkigheid in het decoratieve is zeker aanwezig, maar zij heeft zich er meestal voor weten te behoeden. Het is mooi en beheerst, weloverwogen werk. dat men graag ziet en betast. Een vrouwelijke beeldhouweres met deze capaciteiten is een belangrilke verschijning in ons land, die niet mag verwaarloosd. N. V.

Gra Rueb, ~Danseres” (Dancer)