Ze Jaargang No. 62 13 Maart 1948

BOER EN TUINDER

De beslissing inzake de iiioti e-Groeo

Wel NA, maar niet IN overleg met de georganiseerde landbouw De eenzijdig genomen beslissing van de Regering heeft de boeren en tuinders niet ontladen. Integendeel, om haar teleurstellende mhoud heeft lii die spanning zelfs doen toenemen. En wanneer men onderscheid wü muken tussen degenen, die hun teleurstelling afmeten naar hetgeen zij aan geld m handen krijgen om de aan den lijve gevoelde achterstand m te lopen en degenen, die los daarvan hun teleurstelling ervaren na eindeloze mm of meer vergeefse onderhandelinaen dan is de teleurstelling van de laatsten en met name van de verantwoordelijke leiders van de Stichting voor de Landbouw misschien groter dan die van de eersten. 1 \

Zowel de inhoud 'als de vorm van de beslissing bleef beneden de verwachtintingen. Wat de vorm betreft: de lezers van „Boer en Tuinder” weten, hoe de Tweede Kamer, overwegende dat het algemeen welzijn een redelijke beloning voor de boeren en tuinders eist, inde motie-Groen de Regering op de meest dringende wijze heeft uitgenodigd om in overleg te treden met de georganiseerde boeren- en tuindersstand en ook in overleg daarmede na te gaan inhoeverre het geven vaneen compensatietoeslag en van een overbruggingstoelage voor T946 en 1947 alsmede een nabetaling op de prijs der groenten, die op de veilingen het prijspeil van resp, 50 en 70% der productiekosten niet hebben' behaald, nodig geacht moet worden. In gewoon Nederlands betekende dit, dat de Kamer zich aan de zijde van de georganiseerde bouw schaarde en de Regering beleefd maar dringend aanraadt om met de georganiseerde landbouw inzake de gestelde eisen tot overeenstemming te komen. Welnu, overleg is er wel geweest, maar overeenstemming is op geen enkel punt bereikt en het is de vraag, of deze eenzijdige beslissing, van de Regering wel bij de motie-Groen past. Had de Regering eigenlijk wel met een beslissing mogen komen, welke tegen de wil van de georganiseerde landbouw in alle onderdelen indruist? Had zij mede in verband met de uitnodiging van de Tweede

Kamer om de resultaten van het overleg ter kennis van d# Kamer te brengen haar eenzijdige beslissing eigenlijk niet eerst aan de volksvertegenwoordiging moeten voorleggen en moeten zeggen: met de georganiseerde boeren- en tuindersstand heb ik, Regering, geen over-, eenstemming kunnen bereiken; hier is mijn voorstel. Aan de Kamer was dan de beslissing geweest dit voorstel in overleg met de georganiseerde landbouw te verwerpen, te wijzigen of te aanvaarden. Wat de inhoud betreft: de vorige week hebben wij er reeds op gewezen, dat het schraal is, alles wat de klok slaat. Schraal wat gegeven wordt, schraal ook de maat, waarmede gemeten wordt. Ten andere mag niet ontkend worden, dat er enige principiële overwinningen behaald zijn, principieel .waar men een jaar geleden in het geheel nog niet van wilde weten. Dit voor wat het verleden aangaat. T.a.v. de toekomst treffen ons twee dingen: vooreerst de erkenning, dat van de lichtere gronden ook voor het komende jaar een zij het geringe ■— compensatietoeslag zal worden gegeven en bovendien dat de Regering de melkprijs voor de consumptiemelkgebieden en voor de lich-

VERBOD PLUIMVEEVERVOER OVER DE WESTERSCHELDE

Teneinde het smokkelen van pluimvee, geslacht gevogelte, wild en konijnen van Zeeuws-Vlaanderen naar Belgisch gebied te beteugelen, is de „Verordening Pluimveevervoerverbod over de Westerschelde naar Zeeuws-Vlaanderen” ontworpen. Krachtens deze verordening, die 4 Maart 1948 in werking treedt, is het in beginsel verboden* deze producten over de Hont , of Westerschelde van de verschillende f delen des lands uit naar Zeeuws-Vlaan-

deren te vervoeren. Zowel het Bedrijfschap voor Pluimvee en Eieren als de Provinciale Voedselcommissaris kunnen vervoervergunningen verlenen, terwijl het Bedrijfschap onder bepaalde voorwaarden ontheffing

van dit verbod kan toestaan.

tere gronden wil verhogen, waardoor de Regering in feite het terrein der regionale prijzen heeft betreden. Of dit nationaal bezien in het algemeen belang geacht moet worden, wagen wij te betwijfelen. De Stichting van de Landbouw had dan ook 20 in plaats van 18 cent per.liter gevraagd. De samenvoeging van het verleden met de toekomst zo geheel buiten de motie-Groen om heeft konsekwenties, ! welke voor de boeren en tuinders niet j aangenaam zijn. Zo volgt uit de prijs- | bepaling, dat een loonbasis van 68 ct. ] met afrondingen naar beneden tot uitgangspunt genomen is. Hierbij wensen i wij aan te tekenen, dat dit niet aan de | redelijk gestelde eisen beantwoordt, ook al zal de Regering dit inde toekomst j wel neweren. Zeker, de Stichting voor j de Arbeid heeft dit loonpeil voor de afge- ; lopen zomer wel geadviseerd, maar dit Werd toen door de Regering geweigerd. En nu spreekt het toch wel vanzelf, dat een loonpeil-advies slechts geldig is voor het contractjaar, waarvoor het gegeven is en niet voor een volgend contractjaar. Wij mogen dus met recht vaststellen, dat door de Regering een loonpeil is vastgesteld buiten de georganiseerde landbouw om. Deze loonvaststelling krijgt haar belangrijkheid eerst goed, wanneer men erbij in aanmerking neemt, dat de

Nieuwe Kostprijsberekeningen van het L. E. I.

Vooruitzichien zandbedrijf zijn niet rooskleurig In het Regeringsbericht aangaande de richtprijzen-1948 ix medegedeeld, dat bij de vaststelling dezer prijzen o.m. de kostprijsberekeningen van het Landbouw-Economisch-Instituut (L.E.1.) in aanmerking zijn genomen. Onze nieuwsgierigheid naar deze berekeningen werd niet lang op de proef gesteld, want kort na het bekendmaken van de richtprijzen bereikten ons een tweetal rapporten van het L.E.1., waarin de resultaten vaneen „Onderzoek naar de kostprijs van de voornaamste akkerbouwpoducten voor oogst 1948” en vaneen »°nd^r naar de vermoedelijke kostprijs van consumptie-eieren voor de periode 1 October 1Q47 1 October 1948” werden uiteengezet.

* Smalle basis. Als grondslag voor dè kostprijsberekening der akkerbouwproducten dienden de* gegevens vaneen 80-tal bedrijven, welke gedurende het boekjaar 1946/47 aan het kostprijsonderzoek hebben deelgenomen. Voor nadere gegevens aangaande deze bedrijven verwijzen wij naar bijgaande tabel. Gem. bedr.gr. Akkerbouwbedrijven: Aantal in ha Noordelijke Bouwstreek 18 45 Oldambt 9 50 Groninger Veenkoloniën 21 23 Westelijk Noordbrabant 11 34 Gemengde bedrijven: Hollandse Droogmakerijen Zoetermeer e.o. (1/3 grasl.) 12 36 West-Overijs. (2/3 grasl.) 9 19 Uit deze. tabel blijkt, dat het typische kleine bedrijf van de zandgronden niet vertegenwoordigd is. De basis van het onderzoek is dus naar ook in het L.E.1.- rapport wordt opgemerkt wel zeer smal. Voor de berekening van de kosten werd uitgegaan van de kosten van het

lonen voor een heel contractjaar plegen te gelden. In dit geval dus voor 1948/’49. En uit het feit, dat de Regering bij de onderhandelingen niet royaal heeft kunnen toestemmen, dat bij eventuele correctie van de lonen in het overige bedrijfsleven gedurende het lopende contractjaar ook de landbouwlonen zullen worden herzien, meenen v/ij te mogen besluiten, dat zulks in feite niet het geval zal zijn. En waar men algemeen op een nieuwe loonronde is voorbereid, daar zal men moeten aannemen, dat het verschil tussen de beloning van landbouwarbeid en arbeid inde overige sectoren van het économische leven, in stede van te worden ingelopen, nog zal worden vergroot. Deze gang van zaken is hoogst onbevredigend, vooral ineen periode, waarin de noodzakelijkheid van de boerenstand nog zo vers in ieders geheugen ligt en inde naaste toekomst misschien nog wel eens zou kunnen blijken. Intussen moge de volksvertegenwoordiging haar taak begrijpen.

boekjaar 1946/47. Met dien verstande echter, dat met name waar het de loonpost betrof enkele niet onbelangrijke correcties werden aangebracht. Zo werden de iö 1947 werkelijk uitbetaalde loonbedragen teruggebracht tot de thans officieel geldende tarieven en werden de kosten voor accoordwerk gebaseerd op de gemiddelde (dus niet de maximale) tarieven van 1947/48. „Weliswaar” aldus het rapport „werd in het basisjaar doorgaans het maximum tarief betaald, doch dit is niet in overeenstemming met de bedoeling van het contract geweest.” Voorts werden voor sociale lasten 17.3 % in rekening gebracht, in welk percentgae wèl de verhoging van de kinderbijslag, doch niet de heffing voor het bedrijfspensioenfonds is begrepen. De kosten van zaaizaad en pootgoed werden gebracht op basis van de kwali. teit, welke nodig is voor een gewoon ; consumptiegéwas (C-poters). Aangaande [ de kosten voor stikstof- en kalimest . werd uitgegaan van de toewijzingen-1948, terwijl die'voor fosforzuur op het gemiddelde vooroorlogse gebruik zijn gebaseerd. Tenslotte werden de tractor-1 kosten van het basisjaar 1946/47 met

1.11 en die voor „onderhoud gebouwen voor rekening van de pachter” met 1.2 vermenigvuldigd, werd voor de kleistreken een klein bedrag voor ten gevolge van personeelsgebrek achterstallige drainage in rekening gebracht, werden de kosten voor bestrijding van de Colorado-kever niet vergeten en werd voor de wintergewassen een zeker bedrag voor uitwinteringsrisico in rekening gebracht.

Geschatte ha-cijfers.

Tegenover de kosten staan de opbrengsten. Deze moesten vanzelfsprekend geschat worden, waarbij uitgegaan is van de cijfers van 1946 en van die van vooroorlogse jaren, en minder gunstige cultuuromstandigheden en kunstmestschaarste ten gevolge van de oorlog in aanmerking zijn genomen. t Met de aldus becijferde kosten en opbrengsten werden tenslotte de vermoedelijke financiële resultaten-oogst-1943 berekend. Waarbij uitgegaan werd van de richtprijzen-1947 en van de haopbrengsten van „redelijk goed geleide bedrijven”, welke opbrengsten iets lager werden geraamd -dan die van de bedrijven, welke de gegevens voor de kosten leverden.

Zandbedrijven lijden verlies. De resultaten, waartoe dit rapport op deze grondslag ten slotte komt, zijn o.i. niet bijster bemoedigend. Opvallend is namelijk, dat het vooral de zandbedrijven van West-Overijssel zijn, welke volgens deze berekening voor 1948 verliezen te boeken zouden hebben.

En wel: • ƒ 16 per ha voor de rogge, ƒ 17 per ha voor de consumptie-aardappelen en maar liefst f 77 per ha voor de haver. En indien deze verliezen voor de grotere zandbedrijven van West-Overjjssel gelden, is er voor ons zo zonder meer geen reden om aan te nemen, dat ze voor het kleine zandbedrijf, dat ons in dit verband het meest interesseert, niet zouden gelden. Weliswaar werd de richtprijs voor rogge inmiddels met f 1 verhoogd, doch dit kan het verlies van ƒ 16 slechts ineen schamele winst van ƒ 5 per, bunder veranderen. Extra schamel indien men overweegt, dat de hier becijferde kostprijs de z.g. kale kostprijs is, waarin dus geen loon voor de boer als ondernemer werd opgenomen. En afgezien daarvan staat tegenover da verhoogde rogge-richtprijs een gelijk gebleven richtprijs voor haver en ligt het, volgens het ministeriële bericht, t.a.v. de consumptie-aardappelen inde -bedoeling tot „een enigszins lager algemeen prijspeil te komen”.

Melk- en eierprijs brengen geen uitkomst.

Dat een melkprijs van 18.3 cent in dit verband geen lichtpunt kan betekenèn, is duidelijk. Het L.E.I. becijferde immers, dat deze prijs minstens 21 cent moet bedragen om over het geheel genomen lonend te kunnen zijn. En van de per 15 Februari opnieuw vastgestelde maximum eierprijs van ƒ 1.96 per kg is even-, min veel heil te verwachten, want het inde aanvang bedoelde L.E.1.-rapport, dat dezer dagen verscheen, komt o.m. tot de conclusie, dat bij deze prijs een vermeerder ingsbedr ij f met 300 her aen ongeacht dè inkomsten uit de verkoop van broedeieren een verlies lijdt van ƒ 139. Hetgeen naar onze mening mede gezien het feit, dat ook hier van de kale kostprijs wordt uitgegaan allerminst bevredigend is.

Geen behoorfijke compensatie.

Als nu de vraag gesteld wordt, of tegenover dit alles de 85 millioer gulden toeslag, welke aan bepaalde melkveehouders en aan de bedrijven op de lichtere gronden zal worden toegekend, niet als een behoorlijke compensatie gezien kan worden, dan is ons antwoord hierop ronduit: neen. Eerstens omdat wij zodanige toeslagen als een noodmaatregel en niet als een reële vergoeding voor de agrarische arbeid menen te moeten zien. En op de tweede plaats omdat de prijzen, welke thans zijn vastgesteld, de toekomst gelden, terwijl van de 85 millioen slechts 29 millioen min of meer voor deze zelfde toekomst en 56 millioen voor tekorten in 1947 zijn uitgetrokken.

In het droge seizoen-1947 hebben de maai-dorsers over het geheel goed voldaan. De foto toont een maai-dorser met tractor tijdens een rustpauze inde Noord-Oost-polder