voor de vraag gesteld of het niet wenschelijk zou zijn van de welgeslaagde handelsmethodes van de centrale gebruik te maken (hetgeen volgens de gemeentewetten van Elsasz-Lotharingen nauwelijks mogelijk was) en of de uitbreiding der inrichting tot een districts-centrale niet in het belang der stad verdiende aangemoedigd te worden, want slechts daardoor kon men hopen het „hinterland” der stad economisch op te heffen en tevens met de ontworpen w-aterkracht-installaties aan den boven-Rijn in verbinding te komen.

Na langdurige beraadslagingen kwam men tot het besluit naar een vorm te zoeken, waarbij de werkelijke voordeelen van een communaal beheer zich met die van het particuliere bedrijf lieten vereenigen. Men slaagde er in van de onderneming een in sociaal-politiek en financiëel' opzicht, alsmede met betrekking tot tarieven, zoo yèr strekkende concessie te verkrijgen, da,t de stad in de naaste toekomst van alle voordeelen verzekerd scheen te zijn, die zij van een gemeente-e.xploitatie zou kunnen verwachten. Slechts aan cén eisch bleek niet voldaan te kunnen worden n.1. de aandeelen voor het grootste gedeelte in bezit te krijgen. Zelfs nadat de onderhandelingen herhaalde malen waren afgebroken, kon men slechts een deelname van 40 pCt. van het kapitaal bereiken. Men heeft zich toen uit de moeilijkheid geholpen door de aan de meerderheid ontbrekende aandeelen, gedurende de onderhandelingen, onder de hand op te koopen.

De gebeurtenissen in Rheinland-Westfalen en te Strassburg zijn op vele steden van invloed geweest. De directe stoot ging hierbij in vele gevallen van de R. W. E. uit, die haar oogmerk, om' de electriciteits- en gas-voorziening benevens het tram- en locaalspoorverkeer in het industrieel gebied volgens ruime uniforme opvattingen te organiseeren, met rustcluoze kracht volvoerde.

Tot de talrijke maatschappijen, die haar ontstaan aan de R. W. E. te danken hebben, verdient, naast de electrische centrale te Paderborn, waarbij de R. W. E. zich voor de eerste maal aan de meerderheid der openbare lichamen onderwierp —• de ~Rheinisch-\Vestfalische Bahngesellschaft” onze aandacht. Het doel der R.W. E. was diCi tramlijnen van Essen, die aan de Zuid-Duitsche Spoorweg-. Maatschappij te Darmstadt behoorden, in bezit te krijgen. Daar deze maatschappij niet genegen was haar bedrijf te Essen af te staan, verschafte de R. W. E. zich de preferentie op het gTpotste gedeelte der aandeelen der Zuid-Duitsche-Spocrweg-Maatschappij zelf, lichtte verivolgens met de stad en het district Essen een beperkte aandeelenmaatèchappij op, die met een betrekkelijk klein kapitaal, maar gesteund door het crediet van de deelnemende communale corporaties het verwerven van de aandeelcnmeerderheid (14.000.000 Mark; tot stand bracht, en waarmede zij dus invloed op het bedriif te Essen verkreeg. |

Daarna volgde de Oberrheinische Spcqrweg-Maatschappij, die de electrische voorziening en het verkeer in de omstreken van Mannheim omvatte en waaraan de stad Mannhsim, die haar eigene ondernemingen overigeris bleef beheeren, met Bi nCt. vmn het kapitaal deelnam. |

In"'i9*2 kwam de oprichting der Hessische Spoorweg-Maatschappij te Darmstadt tot stand, waaraan de stad Darmstadt met 50pCt. en de Provincie Starkenburg met I pCt. van het kapitaal heeft deelgenomen en welke zich dezelfde taak als de Mannheimer-Maatschappij ten doel heeft gesteld, daarbij echter ook de aan de stad Darmstadt in OMn beheer toebeho.orende bedrijven heeft ovcrgenomen.

Wederom verschillend is de combinatie tus.schen het stedelijk en districtsbedrijf bij de electrische centrale Rheinhessen, die intusschen geen deel van de R. W. E. uitmaakt, waaraan de stad Worms met 50 pCt. van het kapitaal heeft deelgenomen en waarbij voor het districtnet een afzonderlijke centrale, is gebouwd geworden, terwijl men het stedelijk bedrijf te Worms gedurende 20 jaren heeft gepacht.

Verder komen nog andere gevallen voor, waarin beide bedrijven, hoewel zij met betrekking tot de stroomverdeeling onafhankelijk van elkander werken, zich tot stroomleyering verbonden hebben, waarbij de gemeenschap zich of tot hare eigene productie kan beperken, zoodat dit bij de Leitzach-centrale, die de stad München in gemeenschap met

de Boven-Beiersche district-centrale.— eert liere onderneming drijft, geschiedt, pf waarbij het gemeenschappelijk bedrijf zich ook tot dé stroomvefdeeling in het district uitstrekt, zooals bij de krachtinstallatie Franken, waaraan de stad Nümberg, en bij de Pfalz-installatie, waaraan de stad Ludwigshafen en andere steden in de Palts hebben deelgenomen. (Wordt vervolgd.}

Inrichting voor het electrolytisch afscheiden Tan olie nit condensatiewater. ')

(Systeem Reubold D. R. G. M.)

i. Het door oppervlakcondensoren neergeslagen water is door de absolute afwezigheid van ketelsteenvormende bestand-

l) Met toestemming overgenomen uit „Het Vakblad”, vertaling uit Hanomag-Nachrichten, Heft 4.

Fig. I. Electrolytische olieafscheider voor cendenswater.