N.V. „Centraal Bureau” der Nederlandsche Vereeniging voor Locaalspoorwegeu eu Tramwegen.

Opgaren van behoeften IJzer eii Staal voor het in stand houden der exploitatie. .

Onder verwijzing naar bovenstaande! mededeelingen worden alle tramwegoïndernemingien uitgenoodigd vóór 20 Februari a.s. aan het C. B. de navolgende vragen beantwoord in te zenden. Deze gegevens zullen 'moeten dienen, öm tijdig middelen te kunnen beramen, ten einde te voorzien in de behoeften aan ijzer en staal tot instandhouding der bedrijven.

i) Hoe luiden de naam' en het adres uwer onderneming?

2) Tot hoelang kunt u het bedrijf blijven voeren, indien u géén aanvulhng zoudt krijgen van materialen; a. voor rails met toebehooren;

b) voor wielbanden;

c) voor overige door U nader op te geven ar( tikelen van ijzer en staal.

3) Hoe groot is uwe minimum behoefte om uw bedrijf te kunnen blijven voeren, (in tonnen per jaar op te geven).

a) van rails met toebehooren;

b) van wielbanden; c) van de overige artikelen.

4) Hoe. groot is: a) het eenheidsgewicht uwer rails en welk type bezigt ge ?

b) het gewicht uwer wielbanden en hoe groot is de binnendiameter ?

c) het eenheidsgewicht der overige artikelen ? Zoiodra zulks mögelijk is zullen aan hen, die opgaven inzonden, nadere inlichtingen worden gegeven.

DE DIRECTIE

Eene radiale achteras vermindert den flensdrnk, dns de siyting van rail en band, en den weerstand in een boog.

De vermindering van den flensdruk

Is het spoor in een boog verwijd tot eerie radiale achteras, dan is er uitsluitend flensdruk op het buitenvoorwiel. Is de wielbelasting Q en de wrijvings-coëfficiënt f, dan is volgens de aloude rekenwijze de flensdruk, noodig tot dwarsverschuiving der vooras, 2 f Q. Zoodra het binnen-achterwiel tegen de rail loopt, zoodra m.a.w. snijgang ontstaat, verkrijgt ook de achteras onmiddellijk dwarsverschuiving eh treedt onmiddellijk op het binnen-achterwiel een flensdruk op, eveneens gelijk 2 f Q. De flensdruk bij radialen gang bedraagt dus totaal 2 f Q en de flensdruk bij snijgang 4 f Q.

Dit eenvoudige resultaat is grafisch voorgesteld in figuur i. De horizontale as geeft de stralen der bogen, en de verticale as geeft den flensdruk.

Laten we nu eens de flensdruk-lijn bepalen volgens de methode van Übelacker, 1903, voor een bepaalden tweeasser met een radstand van 1.80 M. bij normale spoorwijdte, terwijl trekkracht buiten beschouwing blijft. Het wrijvingsmiddelpunt M ligt dan steeds in de lengte as van het voertuig. Het wrijvingsmiddelpunt is dan het voetp u n t der loodlijn, uit het middelpunt van den boog neergelaten op de lengte as van het voertuig. We hebben gezien, dat de achteras zich bij voldoende ruimte in het spoor, volgens Übelacker, nagenoeg radiaal stelt. Het wrijvingsmiddelpunt is namelijk op een afstand x = 2,23 M. achter de vooras gelegen. De flensdruk op het buitenvoorwiel bedraagt dan Fv = 2,9 f Q. (Vergelijk „De Locomotief”, No. 38 van 20 September 1916). Zoolang het spoor in den boog voldoende ruimte biedt voor eene vrije instelling van het voertuig, is de flensdruk dus in alle bogen dezelfde, Fv = 2,9 f Q, zie figuur i. Begint het binnen-achterwiel tegen de rail te loopen, dan ontstaat ook op het binnen-achterwiel een flensdruk Fa . Bij steeds nauwer wordende bogen, verplaatst het wrijvingsmiddelpunt M zich van 2,123 M. achter de vooras tot hoogstens 0,9 M achter de vooras.

Bij voldoende ruimte in het boogspoor is x = 2,23 M; bij klem op de rails is x = 0,9 M. De twee-asser is in figuur 2 aangegeven met eene willekeurige ligging van het wrijvingsmiddelpunt M in de lengte-as der locomotief, op* een afstand x achter de vooras. Voorts is:

A = het midden der vooras; B = het midden der achteras;

Fig. 2. De twee-asser met snijgang in den boog.

Fv = de flensdruk op het buiten-voorwiel;

Fa = de flensdruk op het binnen-achterwiel Q = de wielbelasting; a =de radstand ;

s =de spoorwijdte;

Mr = het wrijvingsmiddelpunt bij radialen gang; Mk = het wrijvingsmiddelpunt bij klem op de rails. Het wrijvingsmiddelpunt Mk ligt midden tusschen A en B.

Elk der 4 evengroote wrijvingskrachten f Q op den wielband wordt ontbonden in eene kracht G, loodrecht op de as van het voertuig, en teene kracht K, evenwijdig aan de lengteas van het voertuig. Die ontbondenen zijn dan:

s f Q • .siT en Ki = f Q . ? l/(x^+—) s G 2 = f Q . t en K2 = f Q . ? l/|(a—x)2+—j V^(a—\y+—f

Fig. I. De flensdruk-lijn voor een twee-asser in een boog, bij radialen gang en bij snijgang.