Yerschillende Mededeelingen.

De belangengemeenschap tusschen onze beidegroote Spoorwegmaatschappijen. (Vervolg van blz. 85.)

Het locale verkeer op korte afstanden

Voorts zal, waar in het snelvervoer op lange afstanden meer regelmaat wordt gebracht en daarbij dubbele verbindingen tusschen dezelfde plaatsen, zooveel als met de belangen der tusschenliggende stations overeen te brengen is, vermeden zullen worden, meer aandacht aan het locale verkeer op korte afstanden gewijd kunnen worden. Weliswaar wordt in de behoeften van dit verkeer voor een aanzienlijk deel door de speciaal daarvoor ingerichte tramen locaalspoorwegen voorzien en worden trouwens die belangen thans naar vermogen door de spoorwegmaatschappijen behartigd, het valt evenwel niet te ontkennen, dat eenige meerdere verkeersgelegenheid o]j de groote spoorwegen tusschen dicht bij elkaar gelegen plaatsen door handel, industrie en landbouw zou worden toegejuicht en ook aan het werklieden- en schoolkinderenverkeer ten goede zou komen. De wijze, waarop de exploitatie in één hand tot stand gekomen is, te weten door een innige samenwerking van twee maatschappijen, die elk met de locale behoeften van de streek, waar zij het verkeer bedienden, ten volle bekend zijn, geeft de noodige waarborgen, dat ook pp dit punt het algemeen belang zooveel mogelijk zal worden behartigd.

De reizigers- en goederentarieven.

Wat nu in het bijzonder de reizigers- en goederentarieven betreft, een verlaging der eenheidsprijzen, die aan hun berekening ten grondslag ligt, zal niet terstond en waarschijnlijk ook op den duur niet te verwachten zijn. Zij kunnen reeds thans met goeden uitslag den toets der vergelijking met die in het buitenland verdragen. Laat men den tegenwoordigen tijdelijken toeslag, verband houdend met de oorlogsomstandigheden en den kolermood, buiten beschouwing, dan zijn onze tarieven inderdaad laag, die voor het goederenvervoer zelfs zeer laag te noemen. De goede werking der fusie zal dan ook voornamelijk daarin gezocht moeten worden, dat zij remmend zal werken op de factoren, die' in meer of mindere mate aanleiding tot verhooging van tarieven plegen te geven.

Zal het noodig zijn, vooral ten aanzien van de vaststelling der goederentarieven, den bestaanden commercieelen zin te bewaren en stelt juist de vereenigde particuliere exploitatie daartoe den exploitant nog beter dan voorheen in staat, tevens wordt grooter zekerheid verkregen, dat niet een al te commercieele geest in de fouten van speciale bevoorrechting van weinigen ten koste van velen vervalt. Ook al kwamen sedert 1890 geheime vcrvoer-overeenkomsten waarbij rabatten toegestaan werden, niet voor en is dus de door sommige daarop gevoerde scherpe critiek van feitelijken grondslag ontbloot, dat neemt niet weg, dat er tijden geweest zijn, waarin een al te commercieele flair, door verkeerden concurrentiezin aangewakkerd, tot bevoorrechting van bijzondere nijverheids- of handelsondernemingen geleid heeft. De belangengemeenschap zal den prikkel, die tot dat euvel geleid heeft, voorzoover de toenadering tusschen de maatschappijen dien langzamerhand al niet belangrijk afgestompt had, doen verdwijnen. Het algemeene verkeersbelang kan door het vervallen van dergelijke uitzonderingstarieven niet anders dan gebaat worden. Ook behoeven wij van de particuliere éénheidsexploitatie geen tarievenpolitiek te vreezen, die er op gericht is den eenen of anderen tak van nijverheid of handel te steunen of tot staan, dat de spoorwegtarieven aan de handelspolitiek sommigen wel gewaarschuwd als een mogelijk gevolg van zullen dienstbaar gemaakt worden. Daartegen wordt door sommige wel gewaarschuwd als een mogelijk gevolg van staatsexploitatie, doch van particulier beheer wordt uit den aard der zaak dit gevaar door niemand verwacht.

De positie tegenover het buitenland.

Zooals reeds met een enkel woord hierboven aangestipt, wordt de positie van de Nederlandsche spoorwegen als één-

heid tegenover het buitenlandsch spoorvvegbeheer nog sterker, dan zij reeds vóór de fusie, dank zij de samenwerking tusschen de maatschappijen, geweest is. Nog meer dan vroeger kan na het wegvallen van alle concurrentie getracht worden het verkleer uit en naar het buitenland over die overgangsstations te leiden, welke voor ons land het voordeeligst gelegen zijn, waardoor grootere vrachtaandeelen aan den Nederlandschen spoorweg kunnen te beurt vallen. In elk geval vordert het Nederlandsche belang, dat, voorzoover daarvoor geen omwegen gemaakt behoeven te worden, het vervoer over zoo groot mogelijken afstand binnen de landsgrenzen plaats heeft, ünderhandelingen met den vreemden exploitant, die namens één Nederlandsch belang gevoerd worden, moeten, dat spreekt vanzelf, het meest in die richting bereiken. Hetzelfde voordeel zou ook bij staatsexploitatie bereikt kunnen worden, ware het niet dat in zoo’n geval de kans bestaat, dat onderhandelingen over tarievenquaesties tusschen den Nederlandschen staat en vreemde staten (in Pruisen en in België is, zooals men weet, staatsexploitatie) tot internationale verwikkelingen aanleiding zouden kungeven. ' ,

De bedrijfsvaardigheid

Wat aangaat den staat van bedrijfsvaardigheid onzer spoorwegen, valt naast de waardeering, die der spoor- toekomt voor de wijze, waarop zij zich tot dusver ipet het bestaande hebben weten te redden, op te merken, dat ons spoorwegvervoer door de reusachtige verkecrsontwikkeling van den laatsten tijd, op menige plaats uit zijn jas gegroeid is. Reeds bijna een tiental jaren geleden kwam de staatscommissie tot de slotsom, dat talrijke kostbare nieuwe werken noodig waren om de inrichting van den spoorweg met de steeds grooter wordende verkeersbehoefte gelijken tred te doen houden. Sedert dien is de behoefte aan groote uitbreidingswerken niet geringer geworden. Nu de maatschappijen met vereende krachten de exploitatie ter hand genomen hebben, mag verwacht worden, dat werken, die in het algemeene verkeersbelang geen langer uitstel gedoogen, spoediger, dan anders het geval geweest zou zijn, tot uitvoering gebracht worden. Niet alleen zullen de hooge kosten dier werken, die voor elk der maatschappijen afzonderlijk een zwaar drukkenden rentelast op haar winst- en verliesrekeningen ten gevolge hebben, op de beide maatschappijen tezamen minder afschrikkend werken, maar ook zullen die intgaven wegens het eenvoudiger en economischer gebruik, dat van den spoorweg gemaakt zal worden, zooveel mogelijk beperkt blijven. Daarbij komt, zooals reeds met een enkel woord gezegd, dat nieuwe werken, die bij gesplitste exploitatie b.v, op gemeenschappelijke baanvakken beslist noodig zouden zijn, bij exploitatie in één hand geheel gemist zullen kunnen worden, terwijl de noodige uitbreiding op die plaatsen aangebracht zal worden, waar zij, gelet op het Nederlandsche verkeersbelang in zijn geheel, het grootste nuttige effect belooft te sorteeren. Af gezien van het belang, dat voor handel en nijverheid hieraan verbonden is, zal een economischer en doelmatiger beleid in de uitvoering van uitbreidings- en nieuwe werken ook voor den Staat niet onverschillig zijn. Immers worden de aan die werken verbonden uitgaven op kapitaalrekening gebracht en bij eventueele naasting door den Staat aan de maatschappijen terugbetaald. Besparing op die uitgaven in dus een rechtstreeksch !r(ijksbelang, terwijl het evenzeer voor den Staat een aanmerkelijk voordeel is, dat hij niet later bij eventueele staatsexploitatie genoodzaakt zal worden tal van inrichtingen over te nemen, die bij exploitatie in één hand gevoegelijk gemist zouden kunnen worden.

Een betere financiering.

Neemt men nu bovendien nog in aanmerking, dat het geld, dat voor de kosten van spoorweguitbreidmg noodig is, voordeeliger door de beide maatschappijen tezamen, dan door ieder afzonderlijk opgenomen zal kunnen worden en dat zij tezamen ook beter in de gelegenheia zijn om het juiste tijdstip voor de uitgifte van nieuwe leeningen at te wachten, dan is het duidelijk, dat de belangengemeenschap bij beide maatschappijen een gezonde financiëering