Dus is de slipsnelheid V V 1 V Sbu = U'N = V – s V V I V Sbi = = v- s-^

Voorbeeld. Een motorrijtuig, wegende 12.000 K.G. met een radstand = 3,30 M. doorloopt een boog met een straal der as =lB M. met klem op de rails. De spoorwijdte is normaal; de middellijn van het wiel op het loopvlak =O,B M. De rijsnelheid = de snelheid van het midden der wielas bedraagt to K.M./uur =V. Het rijtuig oefent een bepaalde trekkracht uit. Dit rijtuig is aangeigeven in fig. 2.

Nu is a = i,65 M. Ik neem aan dat het wrijvingsmiddelpunt gelegen is in U'. De geheele toestand is dan bepaald. De richting der wrijving tusschen buitenvoorwiel en rail en de richting der wrijving tusschen binnenvoorwiel en rail is onmiddellijk te teekenen. De ontbondene der wrijving evenwijdig aan de as van het rijtuig bedraagt voor het buitenvoorwiel, blijkens meting, 0,48 f Q en voor het binnenvoorwiel, blijkens meting, 0,83 fQ. Nu is f Q =l/6X3000= 500 K.G. De trekkracht der vopras is dus = 0,48 X* 500 -j- 0,83 X 500 = 240-1-415 = 655 K.G. Het geheele rijtuig oefent dus, bij de ligging van het wrijvingsmiddelpunt in U', eene trekkracht =l3lO K.G.

De snelheid der rechtlijnig voortgaande beweging loodrecht op de wielas (v) kan geconstrueerd worden. Hare grootte bedraagt, blijkens meting, v=io,9 K.M./uur. De omtrek van het wiel op zijn loopvlak = 2,51 M. De wielas maakt dus – = 4342 omwentelingen per uur = ruim 72 omwentelingen per minuut.

V De draaisnelheid Dbu = U'Bu x Nu is blijkens meting U' Bu = 1,875 is Dbu = 1,875 K.M./uur = 1,04 K.M./uur.

V De draaisnelheid Dm = U' Bi x Nu is blijkens meting U' Bi 2,925 M., dus is Dm = 2,925 K.M./uur = 1,625 K.M./uur.

De snelheid van dwarsverschuiving der wielas bedraagt V' = a = 1,65 = 0,92 K.M./uur.

V I V De slipsnelheid Sbu = v ~ 10.9 9,9 0,42 = 0,58 K.M./uur. V I V De slipsnelheid Sbi =v —a®*) +— s = 10.9 9,9 + 0,42 = 1,42 K.M./uur.

Ter controle kan nog berekend worden de draaisnelheid Dm, = V (0,58® -I- = V (0,3364 -I- 0,8464) == V 1,1828 = 1,08 K.M./uur, eveneens hebben we voor Dm = V + = V (2,0164 + 0,8464) = 1/2,8628 = 1,69 K.M./uur. ,C. HAMELINK.

Yerschillende Mededeelingen.

Aken—Maastricht Spoorweg-Mij. In de Zaterdag te Aken gehouden buitengewone algemeene vergadering van aandeelhouders der Aachen—Maastrichter EisenbahngesellsChaft werd de overeenkomst goedgekeurd, die op 29 Sept. 1917 werd a.£mgegaan tusschen de besturen der Aachen—Maastrichter Eisenbahngesellschaft en de Aken—Maastrichtsche Spoorweg Maatschappij en waarbij werd bepaald, welke activa en. passiva van de tot nu toe gemeenschappelijk

geëxploiteerde maatschappijen aan de afaonderlijke maatschappijen komen. De Nederlandsche maatschappij heeft daaroy het uitsluitend recht tot de exploitatie van de domaniale mijn te Kirchrath, die daartoe door den Nederlandschen staat voioir 99 jaiar is afgestaan, terwijl de Duitsche maatschappij vopr de hieschikbaarstelTing van haar aandeelenkapitaal eene jaarlijksche rente van 4 pCt. wordt gewaarborgd. Het bestuur beslbot verder aan de algemeene vergadering voor te stellen een dividend uit te keeren Vian 16 pCt. (v. j. 6 pCt.) en M. 72 (M. 12) per winstbewijs. '(Alg. Hbl'.) '

Aankoop van spoorwegaandeden door den Staat. In „De Gids” van Februari verscheen een artikel van den civielingenieur R. A. Verweij over „Spoorwegbeleid”. Daarin wordt eerst beknopt samengevat de geschiedenis van het ontstaan van ons spoorwegnet en de exploitatie van de spoorwegen door particuliere maatschappijen; de spoorwegwetgeving, vooral die na 1878, die bet ontstaan en de ontwikkeling van de Ibcaalspoor- en tramivegen, ter voorziening in de behoeften van het verkeer op het land, ten gevolge heeft gehad; de maatregel, door minister Lely ingewijd en door opvolgende ministers vooirtgeziet, om door het toekennen van rentelooze voorschotten het tot stand komen van spoorwegen met beperkte snelheid in alle deelen van het land krachtig te bevorderen. Daarna worden nog in zeer korte trekken geschetst de stakingen van het spoOTwegpersoneel in 1903; de wettelijkë voorschriften en de verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden, die daaruit zijn voortgekomen; de motie Bos en de op de behandeling daarvan in de Tweede Kamer gevolgde Staatscommissie inzake spoorwegbeleid onder voorzitterschap van mr. Da MareZ Oyens, met haar betrekkelijk negatief resultaat; en eindelijk' de vordering van alle spoorwegen door de Regeering, bij het uitbreken van den wereldoorlog in 1914 en het brengen daarvan onder één leiding, die van het legerbevel.

Dit alles dient echter slechts als inleiding voor een plannetje, door den heer Verweij bedacht en nader in het tweede gedeelte van zijn artikel ontwikkeld, om tot naasting van de spoorwegen te komen langs een anderen weg, dan die nauwkeurig is omschreven in de Spoorwegovereenkomsten van Dan wordt de kalme betoogtrant, die tot nog toe door hem was gevolgd, verlaten, gaat de schrijver plotseling overstag en komt tot een o.i. hoogst avontuurlijk en onbekookt pllan. om dit doel te bereiken, dat in het kort op het volgende neerkomt.

De schrijver, die zijn voiorkteur voor staatsexploitatie niet verheelt, en in zijn voorafgaande historische en critische beschouwingen de bij ons nog bestaande exploitatie door particuliere maatschappijen toeschrijft aan een doctrinarisme, dat uit de dagen van Thorbtedce’s regeering is blijven hangen, wil ter oplossing van het sjtoorwegvraagstuk kotaen tot de oprichting van een Nationale Spoor w e gr Maatsc h a p p ij (let wel, dus weer een maatschappij), waarvan de aandeelen, weldra wiellicht tot een bedrag vm honderden millipenen, hoofdzakelijk in handen zullen zijn van het Rijk, de elf provinciën en de gemeenten, welke voor deelneming in aanmerking zullen komen, terwijl bovendien nog als deelnemers zouden kunnen worden toegelaten organisaties van het sjioorwegpersoneel en spoorwegklanten, met welke laatsten dan waarschijnlijk bedoeld zijn de grooite vervoerders. ,11,. . Ji _

Om tot dit doel te geraken, moeten echter de groote spoorwegmaatschappijen, de S. S. en de H.IJ.S.M. worden gePorfirio-Diazsd het staat er met zOOiveel woorden op bladz. 278 van „Dei Gids” van Februari —. Uit een later volgende verklaring blijkt, dat met Porfirio-Diazsen dpor den heer Verweij' wordt bedoeld het door de overheid doen oipkoopen van ziooveel mogelijk aandeelen tegen lage koersen. Als die 'manoeuvre is gehikt, zal een verdere uitgifte kunnen volgen, bij de overheid te plaatsen, en de bestaande óbligatiën der spoorwegmaatschappijen, voor een bedrag van ruim driehonderd millioen gulden, zullen dan tevens worden onigezet in overheids-aandeelen.

De heer Verweij voelt echter, dat er nog een kléin obstakel is, om tot de verwezenlijking van zjjn denkbeeld