te geraken en dat is de bepaling van artikel 54 van het Wetboek van Koophandel, dat het stemrecht aan aandeelhouders in een Vennootschap beperkt tot ten hoogste 6 stemmen voor dezelfde persoon. Eenige honderden stroomannetjes te doen optrekken, elk met 6 overheids-aandeelen op zak, naar de Algemeene Vergadering, waar het doodvonnis aan de particuliere spoorwegmaatschappijen ml worden voltrokken, is ook volgens den heer yerweij niet geheel in overeenstemming met de waardigheid van den Staat-opkooper van aandeelen; de bende geïmproviseerde,kapitalisten zou ook eens verkeerd kunnen yeinmen. Maar over zoo’n kleinigheidje zou Porfirio-Diaz in zijn tijd ook niet gestruikeld zijn. Evenmin de heer Verweij, \ olgens hem heeft men niets anders te doen dan ten behoeve van den Staat-opkooper van aandeelen een nood- of gelegenheidswetje te maken, dat dit voorschrift voor den Staat buiten werking stelt. Eenvouidiger kan het niet: „C’est simple cOmme bonjour”, of, zooals de heer Verweij het uitdrukt; ~Het bezwaar zou d(Oor een kleine wijziging van het W etboek van Koophandel kunnen worden opgeheven.” « *

1 ft Wij' zouden geen ,aanleiding gevonden hebben op dit avontuurlijke plan tot het Forfirio-Diazsen van onze beide groote Spoorwegmaatschappijen en wij mo.gen er bijvoegen van ons Wetbo,ek van Koophandel nader in te gaan, ware het niet, dat, als de knal op de vuurpijl, op het stuk van den heer Verweij in „De Gids” van i r ebr, is gevolgd het den 23en Februari d,a,v, mgediende wetsontwerp tot aankoop van aandeelen S,S, en H.IJ.S, M, voor Rijksrekening, De gevolgtrekking ligt voor de hand dat er tusschen de verschijning van het tijdschntt-artikel en die van de wetsvoordradh't een nauwer verhand bestaat, dan men oogenschijnlijk geneigd zou zijn aan te nemen. Deze onderstelling wordt versterkt, wanneer men iet op de data der heide stukken. Men mag aannemen, dat op het tijdstip, w,aar.op het artikel verscheen, het wetso.ntwerp reeds in vergevorderden staat van wording moet zijn geweest, Op zichzelf bestaat daartegen geen bezwaar, allerminst hij ons, integendeel is het van gC'Cn gering elang, 'dat men nu duidelijker dan het in de M, v, i, van het wetsontwerp is ,aangegeven, uit het artikel van den heer Verweij kan nagaan, wat met de wetsvoordracht wmrdt beo.ogd. Het plannetje, dat er volgens de M, v, T, vnj onschuldig wij zouden haast zeggen, een weinig onnoozel uitziet, krijigt een totaal ander karakter, zoodra men het beziet in het licht va,n de beschouwingen van den ingenieur Verweij,

De toelichting van de Regeering zou men geneigd zijn ©enigszins weifelend te noemen. Zij geeft mm of meer den indruk, of de onderteekenaars zichzelf afgevraagd hebben, of het eigenlijk wel oirbaar is, w-at hier w'ordt voio.rgesteld. Zij wjjzen er n,l, op, dat het voor openbare lichamen van belang kan zijn „deel te nemen m naamlooze vennootschappen, en geven dan eenige voorbeelden, door den heer Verweij in zijn stuk ook reeds genoernd, van tot stand gekotoen of beoogde „deehiemingen m den laatsten tijd in op te richten ondernemingen, om daaruit te concludeeren, dat bet Voor den Staat nuttig kan zyn, dat deze zich geleidelijk een vermeerderd bezit van aandeelen der beide groote Spoorwegmaatschappijen verschaft, De heer Verweij heeft in denzelfden gedachtengang gewezen op de deelneming van den Staat in het aandeelenkapitaal voor den aanleg van den Noord-Ooster-Locaalspoorweg met vier millioen gulden.

Het doet eenigszins vreemd aan te ontwaren, dat de stellers van de beide stukken niet hebben gevoeld, dat do deelneming van Staat, provincie of gemeente aan de oprichting van .©.en, ook door die overheid gewenschte en nog te stichten londememing, geheel iets anders is hét doen opkoopen van aandeelen in ondernemingen, die sedert tientallen van jaren in bedrijf Zijn geweest.

Het wordt nog gekker, wanneer men er zich rekenschap van geeft, dat de Staat hier als het ware d,e contpagnon is van de ondernemingen, waarvan hij de aandeelen iwil opkoopen; een compagnon, die hier genoemd zou kun.nen worden: verhuurder en stille vennoot, die Zijn eigmdommen, de spoorwegen, in het bedrijf heeft ingébracht,

tegen een vtastgestelde huur en tegen een aandeel in de bedrijfsoverwinst, wanneer de aandeelhouders een z;eker percentage als dividend zullen hebben genoten, terwijl de Staat, verhuurder en stille vennoot, op de meest nauwkeurige wijze in de contracten, met zijn medevennooten gesloten, heeft geregeld op welke wijze en onder welke voorwaarden de vennootschap zal kunnen eindigen. De regeerings-toelich'- ting spreekt weliswiaar niet als de heer Verlweij van het Porfirio-Diazsen van de Spoorwegmaatschappijen, als einddoel van den aankoop, maar laat toch dóórschemeren, dat de verschaffing van aandeelen-bezit voor den Staat op zich zelf dit voordeel heeft, dat zijn positie tegenover het spoorwegwezen krachtiger wordt gemaakt. Curieus is de slotzin uit dezen passus vbn. de M. v. T. ~In het algemeen toch mag het heilzaam worden geacht, om wanneer passende gelegenheden om des Staats invloed op het bedrijf te zich voordoen, deze niet ongebruikt worden gelaten.” Het hangt er maar van af, wat men als „passende gelegenheden ' beschouwt, of men dit beginsel in zijn algemeenheid kan aannemen. Voor den gen lezer schijnt er toch wal eenige verwantschap te bestaan tussohen het brutale Porfirio-Diazsen van den heer Verweij en de ..passende gelegenheden om des Staats invloed te versterken' van de M. v. T.

Ten slotte nog een enkele opmerking over het voorstel op zich zelf. Had de Regeering gehandeld ais indertijd Benjamin Disraeli, die op een goeden dag Engeland en de wereld verraste met de mededeeling, dat hij. de meerderheid van de aandeeleii van het Suez-kanaal bad opgekocht, dan zou zij misschien buiten haar boekje zijn gegaan, doch het effect hebben kunnen bereiken, dat door haar was beoogd, dat echter nu door de indiening vlan het wetsvoorstel en de openbaarmaking van haar voornemens totaal schijnt te ntoeten mislukken. Om dit aan te toonen behoeft men slechts na te gaan, w'elke de beurskoers was op den dag vóór en den na het bekend worden van de wetsvoordraoht.

Op 23 Fet)Tuari, den dag waarop het wetsvoorstel laait de Tweede Kamer werd ingezonden, noteerden: Aand. H.IJ.S. M. Aand. S. S. 8c; pCt. 89 pCt. op 26 Februari 94 pCt. (niet gedaan) op 7 Maart 94 pCt. 94Vr pCt. De invloed alleen van het bekend worden van het plan was dus voior de aandeelen FI.IJ.S. M. oen stijging in den koers van 9 pCt,, en voor die van S. S., die 4 pCt. hooger stonden genoteerd, van 51/4 pCt, Sedert zijn de koersen weer wat ingezonken. Wanneer nu de Tweede Kamei het voorstel mocht aannemen, zal men vermoedeüjk hetzelfde verschijnsel opnieuw kunnen waarnemen, en volgt dan nog de Eerste Kamer het gegeven voiorbeeld, dan komen mogelijk de aandeelen, voordat de Regeering een stuk hwft kunnen aankoopen, boven pari te staan. Dan toch vvordeit zij dubbel ~goud-gerand”, vooreerst door de bepaling v'an de Spoiorwegovereenkomsten, dat bij naasting van het tedrijf de pari-koers wordt vergoed, ten tweede door dit w'etje, waardoor de kans ontstaat, dat bij een koers beneden pari de Regeering als koioper zal optreden, Flet klinkt eenigszins naïef, wanneer men de beide ministers die de M, V, T, onderteekenden, urhi et orbi hoort verkondigen, „dat het zaak is van de thans betrekkelijk lao-e koersen gébruik te maken, om zich den meerderen intdoed op het Spoorwegbedrijf te verzekeren”, Om‘ zoo’n zaakje handig, vlot en naar behooren op te knappen, moet men zijn een Benjamin Disraeli of een, ~. Porfirio Diaz, en qualiteiten bezitten, die. onze ministers gelukkig missen. Het eenig'e voordeel, dat wel'liöht nog' door den Staat van de aannéming van het voorstel kan worden verkregen, is dat de aandeolén van de Spoorwegmaatschappijen, thans door aanbod van Duitsch en ander buitenlmdsch bezit lijdelijk in koers gedaald, weder tot den pankoers zullen, srijgen en dit voor de sthatkist eenige hoogere opbrengst zai geven bij de berékening van de Vermogens- en Suocessiebelastingen. Maar bij de indiening van hét voorstel was dit zeker niet bedoeld. < . . : (N, C.)