! = 225 m.M.; a. = 6o‘’, bij 35 m.M. dwarsuitslag der wielas 3 m.M. omhoog geheven. |

! De instellinjg van het voertuig met drie! vrije zwenkassen (radstand = 9 M.) in de vers c h i 1-| lende bogen. 'We willen de instelling van het voertuigi achtereenvolgens bepalen in een achttal bogen. Aangeniomeni wordt, dat bet voertuig nieuwe banden heeft, zioodat de| loopwijdte der wielas = 1425 m.M. bedraagt, en de wielas! dus eene dwars-ruimte he.eft op nauwkeurig spoor = 10 m'.M.i (§ 70, le lid T.V.). De drie vrije'ZWenkassen stellen zichi in alle sjPOrwegbogen nagenoeg radiaal. j

a. De bogen met verbazend grooten straal worden door het 3-,assige voertuig bereden met vrije achteras. In een bepaalden boog raakt de achteras de binnenrail. Die instelling is op z.g. ruimtye-cirkels aangegeven in figuur 3. De drie wielassen liggen in eene rechte lijn ABC. De as van den voertuig-bak wordt eveneens weergegeven doior de lijn A B C.

De achteras blijft vrij van de binnenrad tot in den boog, welks straal volgt uit de betrekking; 81=0,01X2 R of 2 R = 8100 M. of R = '4050 M. Iju alle bogen met kleineren straal loopt de achteras tegen de binnenrad, tenzij de' achteras in de allerkleinste bogen van de binnenrad verwijderd wordt door de middenas.

Ik heb het aanloopen der achteras in de bogen tegen de 'binnenrad van een voertuig met drie vrije zwenkassen herha.aldelijk, waargenomen.

Fig. 5. Instelling bij R = 800 M.; t = 0,01 M. Op schaal volgens Roy.

b. In een boog met kleineren straal dan, 4 K.M. raakt ook de middenas de binnenrad, zotoals is aangegeven in figuur 4.

De straal van dien boog volgt uit de betrekking: 4,5 X 9 = 0,01 X 2 R (nagenoeg) of 450 x g = 2RofR = 225X9 = 2025 M.

De middens der drie wielassen liggen in eene rechte lijn ABC, welke samenvalt met de as van den bak. In alle bogen met een straal, kleiner dan 2 K.M., dus feitelijk in alle voorkomende bogen, wordt de middenas door Ide binnenrad zijwaarts verschoven ten opzichte van de eindassen, en trekt de middenas de as van den bak gedeeltelijk mee.

c. Stel R = 800 M. en t = o,oi M.; dan stellen de wielassen zich in den boog bij' A B en C, z'ooals is aan gegeven in figuur 5.

\ Fig. 3. Instelling bij R 4 K.M.; t = 0,01 M.

Die figuur is geteekend volgens Edmond Roy op' eenei schaal = voor den radstand (g c.M.) en eene schaal ( 1 \- I = voor den straal = 8 c.M. \ roo / 10.000

De afstand A D= x, die ook do(Or meting uit de teekening kan worden afgelezen, volgt uit'- de betrekking: 9 x=o,oi X 1600= 16 of x = 1.77 M. De afstand y, die ook onmiddellijk dopr meting te bepialen is, volgt uit de betrekking: 1600 y = 4,5 X 6,27=28,215 of y=i 7,6 m.M. De middenas verkrijgt dus 7,6 m.M. verschuiving ten opzichte van de eindassen.

Hoe stelt zich nu de as van den bak ?

De middenas B trekt door de schalmen den bak naar zich toe.

D,an zullen oök de vooras A en de achteras C iden bak naar zich toe trekken tot er evenwicht is tusschen die krachten op den hak.

Fig. 4. Instelling bij R = 2 K.M.; t = 0,01 M.

Stel de hoogte van den schalm in den middenstand, Voor 120 de eindassen h=^— K3 = 103.9 m.M. en voor de mid-225 denas h = ^— draag veer en Van eene eindas = 6000 K.G. en van de middenas = 4800 K.G. Noem'den dwarsuitslag der rniddenas ten opzichte van het frame =2, en den dwarsuitslag Van elk der eindassen d, dan is z,-(-'d = 7,6 m.M. De rniddenas 2 trekt den bak naar zich toe met een kracht Ti = -r— Pi = 2 X 4800 K.G. Eene eindas trekt den bak naar zich toe ‘95 d d met eene kracht T=P = x 6000 K.G. Dus belt 103 ... . , 4800 z izoood . IQ3 X 12000 dingt het evenwicht of z = 195 103 4800 X 103

d of z = 4,7 d. Nu is z+ d = 7,6 m.M., dus 5,7 d = 7,6 m.M., dus d 1,3 m.M. en z = 6,3 m.M. De as van den TOertuig-bak is dus // A C en 1,3 m.M. van de lijn A C verwijderd. d. Stel R=4oo M. en 10 m.M. spoorverwijding, dus de ruimte van eene wielias met nieuwe banden in helt boog^

Fig-, 6. Instelling bij R = 400 M.; t = 0,02 M. Volgens Roy, schaal en en dat geheel op één vierde grootte. 50 2500