vasten trekhaak Hj, voorzien van 2 aangesmeede ooren„ geheel gelijk aan de overeenkomstige ooren van den; nieuwmodel kop van het trekstang-oog, buiten den bufferbalk uitkomende.

Dit lOvergangs'stuk wordt tijdelij'k aan den trefcstangkpp bevestigd, een |0 u cLin ol de l korte koppel- (of „trekhaak-”) bout op de gewone wijze, mèt de daaraan verbonden oudmodol hangers- en koplpel'sehroef, benevens den noodhaak met noodbeugel, aangebracht; waarna het yoertuig met fle oude deelen aan het nog o n gewijzigde gekoppeld kan; worden. Aanbeveling verdient bet een groot aantal dergelijke 'Oivergangsstukken aan te maken enl in de depóts der lijn in voorraad te houden, zóó lang, totdat alle voertuigen van eigen, en vreemde aansluitende lijnen, van de nieuwe inrichtingen zijb; voorzien.

_ e s oomverwa ming-, uc rein .en r. scbelleidinglkoppel.ngen moeten zijdelings, ongeveer bij de bmn'enzijide d-er bufrerhulzenj en; aan een bij eiken kopwand te plaatsen dubbel stel leiding aangekoppeld worden, zoodat zij van «n standp aats buiten het spoor zijn, wat reeds thans bij vele nieuwere personennjtuigen bet geval is.

Nabetrachting.

I°. Wellicht ziQude, indien de „wormwiel-constructie” te duur werd geacht, een middel voor het inklorten en Verlengen der trakwerkstang ook kunnen worden gevonden in de ,aanbrenging van touw- of k e tt'in gschij ven (zie Fig. 2), n.l. één, het grootste, in de plaats van het wormwiel en het andere, kleinste, op de as van het handwiel; dit 'wiel zpu'de d,ani met zijn ps evenwijdig aan de trekwerksfang, inplapts van haaks daariop', komen te staan. Deze constructie ware minder kostbaar, doch het daaraan verbonden nadeel (o.a. rekken, onklaar worden v. h. touw) mtag niet worden onderschat, terwijl zich,dan nog de moeUijkheid voordoet, dat de oliebak uit 2 deelen moet bestaan, aan weerszijden van de op de trekwerkstang ge-

plaatste touwschijf; daarbij kan deze dan geene beschutting tegen stof enz. verkrijgen daar het ónmogelijk ware, de beide deelen yan het stagldraadtiouw stofdieht doon- den bakwand te laten passeeren.

2°. De in het vorenstaande omschreven oonstructiën en inrichtingen zijn slechts in. algemeene trekken, de teekte>- mngen griQotendeels schematisch voor zoover noodig was om de bedoeling te verduidelijken. De verdere uitwerking en doorconstrueering zoude, in verband met de bestaande teekeningen der wagenionderstellen (die hier nu slechts voor de hoofdmaten geraadpleegd zijn), desnoods onder verplaatsing der aanwezige remcilinders, lucht en gasketels enz. moeten geschieden en rekening moeten houden met de door den Verein Deutsch-er Eisenbahnverwaitungen vastgestelde { pormaalmaJten en voorschriften, opgenomen in de „Technische Vert einbarungen”.

3°. De kosten van wijziging in den voorgestelden zin zullen welis'waar niet geiing zijn; wanneer echter alle voertuigen eenmapl daarmede zijn voorzien, zullen de vrij booge bouwkosten dezer nieuwe inrichtingen, ruimschoots worden opgewogen door de duurzaam goedkoop ere onderhoudskosten der geheele trekwerk- en koppelconstructie; door de niet in cijfers te brengen, maar voor de hand liggende voordeelen der tij dsbes paring; en gemak k e lij ke r behandeling van te rangeeren en samen te stellen treinen,, terwijl verder één groot humaan doel, waarnaar reeds lang is gestreefd, de vermijding van gevaar, liggende in mogelijte verminking en verlies van menscbenlevens, door deze gewijzigde inrichtingen m.i. kan worden benaderd, wellicht bereikt!

Moge het bovenstaande voorstel bijval vinden en in elk geval een opwekking zijn tot hernieuwde pogingen ter veiv betering, ontstaande door wrijving van, gedachten waaruit, zooals bekend, de waarheid ontspringt.

H. J. ABREiSCH

Reglement ter uit Toering ran het vijfde lid onder b Tan art. 5 der Locaalspoor- en Tramwegwet, iiihondende büzondere bepalingen Toor bet yerToer op tramwegen. (B. R. V. T.)

VIII. (Slot.)

Artikel 52.

Goederen, bestemd naar plaatsen, welke niet aan den tramweg zijn gelegen.

(i l Bestuurders bebben het recht gioedererij wel'he bestemd zijn voor ie.e,n'ei plaats, welke niet aan den tramweg gelegen is. ,naa,r de plaats van beistemming te doen Ver-Vioeren door tusschenkomst Van eenen expediteur, of op eene andere wijze te hunner keuze, voor relkeinilng en risiooi van den afzender, wanneer dqor den afzender of geadresseerde geene maiatregelen geniomen zijn voor de onmiddellijke verdere verzending van de gioederen, Hetzefde geldt voo,r goederen, bestemd ,naiar tramwegstations, die niet voor het goederenvervoer géolpend z'ijn. Voor het verdere vervoer rusten lop de ondernemers slech's de verplichtingen van een expediteur.

(2) Ten aanzien van het vervoer naar niet aan den tramweg gelegen door middel van door de bestuurders van den tramwegdienst ingerichte vervoermiddelen, zijn zij ook verantwoordelijk voor het vervoer tot de plaats van bestemminig van het goed.

(3) Is doctr dien afzender voorgieschireven, dat de goedeiren op eene plaats, gelegen aan den tramweg, moeten worden afgegeven of moeten blijven liggen, dan worden, al is door den afzender ook nog eene andere bestemmingsplaats aangegeven, de ondernemers beschouwd als zich miet het vervoer tot lajan die eerste aan den tramweg liggende pilaats te hebben belast, en eindigt hunne ve;r.antwoordelijkheid met de de goederen te dier plaatse.

Artikel 53. Voorschriften in verhand met invoerrechten, en accijnzen.

(i) De .afzender van gjOiederen, welke vóór de aflevering aan den geadressieerde de vervulling van fiormaliteiten vopr