is gebleken? De joinge spruit heeft blijkbaar wel een groote levenskracht meegekregen, dat zij zich zoo tegen pokken en mazelen in, verheugen mag in een min of mieer luidruchtige gezondheid. Is dat wellicht de reden, dat zij' die het kindje moeten helpen opvoeden het zoon beetje aan zich zelf over laten?

Dat i s en blijft toch wèl onverantwoordelijk.

Wkt zeggen de cijfers ? De ondernemingen, die zich voor de uitgave garant gesteld hebben, zullen zichl daarover al heel weinig beklagen. Tot en met de 4de uitgave is haar slechts een bedrag van enkele guldens gevraagd, om een 'klein tekort .op de iste uitgave te dekken. Men zou zoo denken, dat nu de spits is afgebeten, wel alle ondernemingen – en dat zijn er 78 die thans in het tramboekje prijken zich accoord zouden verklaren om aan de garantie deel te nemen. Dat is helaas niet het geval. Nog niet de helft der ondernemingen (gelukkig voor het allergrootste deel leden der Nederlandsche Vereeniging) doet daaraan rnede. En de andere helft ? Wel, die laat doodleuk zonder eenig risico een ander voor zich reclame maken! 1) Dat is een slecht geluid van de cijfers!

Dan houdt het publiek zich beter. Ook daaivan een cijfer. Wist u wel, dat van de winteruitgave 1919—1920 van de 50.000 exemplaren geen enkel exemplaar meer over is)? Afgezien .dan van eenige tientallen boekjes, die de administrateur onder zijn berusting beeft en waaruit hij' putten kon, .om zoo nu en dan een wanhopigen zoeker, die nergens meer een tramboekje kon koopen, te helpen.

Dat is eens wat goeds van de cijfers. Neen, ongetwijfeld het publiek —de klant! houdt zich beter dan de tramwegen, de leveranciers zelf! Immers, de leveranciers moeten toch zorgen voor het best-mogelijke product. En om ddt te verkWjgen, moet de heer Krayenhoff bij elke uitgave letterlijk hemel en aarde bewegen! N ooit sturen alle ondernemingen haar dienstregelingen pp' tijd ini Nooit reageeren alle achterblijvers dadelijk op het rappel, wat hun toch' eigenlijk niet behoort te worden gezonden! En het toppunt is wel, dat sommige directies een verkeerde volkomen-onjuiste dienstregeling inzenden! Niet een dienstregeling met een enkele fout, neen éeti volmaakt .onjuiste dienstregeling. Stel u nu voor, dat de wakkere verzorger van dit moeilijke werk niet uit eigen beweging eens onderzocht had, of hij wel de juiste dienstregeling had ontvangen!. Dan hadden de desbetreffende tramwegondernemingen 'zich zelf 'een onaardige negatieve reclame bezorgd. En daarbij tevens het tramwegboekje bij het publiek in discrediet gebracht wat erger is. De hcofdeischen voor 'een volmaakt trambqekje zijn:

le. dat de cijfers die er in staan, juist zijn. 2e. dat van alle tramwegondernemingen de dienstregeling is opgenoinen.

V C/AA V XX AA » Se. dat het op gezette tijden verschijnt. 4e. dat het in voldoend aantal en een voldoend aantal plaatsen verkrijgbaar is. , . . Voor de twee laatste punten wordt door de uitgevers gezorgd, voor de twee eerste punten kunnen zij alleen zorgen als de 'tramwegondernemingen zelf 100 pCt. medewerking verleenen. Dan laten we de financieele verantwoiording maar eens heelemaal buiten beschouwing. Kom, heeren, er is bij u toch .niet te weinig belangstelling voor een werkelijk goede zaak? ST.

i) Het is niet onmogelijk, dat er onder die ondernerningen enkele zijn, die van het bestaan van een garantiefonds onkundig zijn dat behoeft dan nu niet meer het geval te wezen.

De Lokaalspoor- en Tramwegwet 1900/1917. Een vergelijkende studie.

11.

Artikel 4.

Als beginsel hul'digt artikel 4: ~voor de regeling van „den dienst op en ’t gebruik van Lokaalspoorwegen „gelden de bepalingen van de (hoofd)spoorwegwet van 1875, „behoudens de beviOiegdheid van de Koningin om voor-

„schriften te geven, afwijkende van bepaalde, in artikel 4 „van de lokaalspoor- en tramwegwet aangegeven artikelen „van de (hO|Ofd)spoorwegwet van 1875.”

'Ongemerkt zij, dat de Koningin van deze Hare bevoegdheid gebruik m,aakte niet door het uitvaardigen van een besluit, uitsluitend de vorenbedoelde afwijkende bepalingen inhoudende, doch door de opname van deze afwijkingen in hoofdzaak in het A. R. D. L. en het A. R. V. L., zooals hieronder blijkt.

Vermelding met verkorte inhoudsopgave van de artt. van de spoorwegwet 1875, waarvan de Koningin bevoegd is af te wijken voor de lokaalspoorwegen.

Artikel i : de spoorwegondememer is verantwoordelijk voor de schade, overkomen aan personen en goederen bij de mtoefening van den dienst, tenzij hij niet-schuljd bewijst.

Artikel 8: ingeval van staking zorgt de spoorwegandernemer voor het vervoer 'in de richting van den spoorweg ; '

Artikel .27; bij K. ,B. worden bepaald aangegeven onderdeden van den dienst jgeregeld;

Artikel 33 : verplichting tot afsluiting van den geheden spoorweg;

Artikel 33a: verplichting tot het aanleggen van brandstrooken door of langs b.osch, veen- of heidegronden, enz. Artikel 34: voorschrift omtrent het verleen en van „nood-” en „uitweg”;

Artikel 35 : verplichting tot het sluiten van openbare en particuliere hekken; Artikel 43 : verboO langs of op den spoorweg te loepen of te rijden;

Artikel '44: verboö langs of op den spoorweg vee te drijven of te laten loopen;

Aanduiding van de wettelijke bepalingen, waarin voor de lokaalspoorwegen de afwijkende bepaling voorkomt, met verkorte inhoudsopgave van die bepaling.

Artikel 4, lid 2, lokaalspoor- en tramwegwet 1900/ 1917;

a. t.a.v. op eigen baan aangelegde lokaalspoorwegen' geldt art. i (hoofd)spoorwegwet 1875;

b. t.a.v. op openbare gen aangelegde locaalspoorwegen kan de Koningin afwijken van art. i (hoofd)- spoorwegwet 1875 met betrekkmg tot de niet-reizigers en de .niet ter vervoer aangenomen goederen (geene afwijking evenwel);

Artikel 2, A.R.V.L.: ®) ingeval van staking is de locaalspoorwegondernemer niet verplicht te zorgen voor het vervoer in de richting van den spoorweg; (geene afwijking);

Artikel 7, A.R.D.L. i®) verplichting voor den locaalspoorwegondememer tot afsluiting van den spoorweg op de 'door den Minister aan te vrij'zen gedeelte,n;

(geene afwijking);

(geene afwijking);

(geene afwijking);

Artikel 10, A.R.D.L.: a. t.a.v. op eigen baan aangelegde locaalspoorwqggedeelten geldt het verbod van artt. 43 en 44;

b. t.a.v. niet op eigen baan aangelegde locaalsp'oorweg gedeelten is het verboden:

I. op den spoorweg te verblijven enz. indien een trein in aantocht is en dezen te belemmeren;

2. den spoorweg te berijden met daartoe bijzonderlijk ingerichte voertuigen;

5) Vastgesteld bij K.B. van 8 Juli 1915 ï>tsbl. 309.

6) Vastgesteld bij K.B. van 3 Juni 1915 Stsbl. 230.