Vermelding met verkorte in- Aanduiding van de wettelijke houdsopgave van de artt. van de bepalingen, waarin voor de spoorwegwet 1875, waarvan de lokaalspoorwegen de afwijkende Koningin bevoegd is af te wijken bepaling voorkomt, met verkorte voor de lokaalspoorwegen. inhoudsopgave van d'e bepaling.

Artikel 45: vervoer van mi- Artikel 16, A.R.V.L.: artihtairen tegen den 1/2 vracht- kei 45 is niet van toepassing prijs; op locaalspoorwegen, uitsluitend bestemd voor ’t vervoer van goederen;

Artikel 46: gerequireerd Artikel 16, A.R.V.L.: artikosteloos vervoer; ■ kei 46 is niet van toepassing op locaalspoorwegen, uitsluitend bestemd voor het vervoer van goederen;

Artikel 47: kosteloos ver- Artikel 3, A.R.V.L.: kosvoer van : teloos vervoer van: a. brievenmalen; a. brievenmalen; b. postrijtuigen; b. postambtenaren en bec. postambtenaren en -be- ambten; ambten. Artikel 16, A.R.V.L.: artikel 47 IS niet van toepassing op locaalspooTwegen, uitsluitend bestemd voor het vervoer van goederen; Ar.ikel 48: kostelooze ter (geene afwijking); beschikking stelling van douanespoorweggebouWen en Rijks tel e gr,a af spoor weggr on d; kosteloos vervoer van de met die zaken belaste ambtenaren.

Hierbij zij alsnog opgemerkt, dat het vorengenoemd Kolunklijk besluit van 3 Juni 1915, (Stsbl. no. 230) in den aanhef uitdrukkelijk bepaalt, dat voor den dienst op -de lokaalspoorwegen het ~A. R. D. 1913” van de hoofdt spoorwegen niet zal gelden (voor die spoorwegen geldt dus het A. R. D. L.), terwijl het Koninklijk besluit voornoemd van 8 Juli 1915, (Stbl. no. 309) in den aanbef beM paalt, dat voor het vervoer op de lokaalspoorwegen het „,A. R. V. 1901” van de hoofdspoorwegen wel zal gelden, behoudens de afwijkingen ter zake opgenomen in het A. R.

Artikel 5. Als huldigt artikel 5: ~vopr de regeling yan den dienst en het gebruik van „mechanische ’’) tramwegen gelden in het algemeen niet „de bepalingen van die hopfdspoorwegwet 1875, behoudens „die, welke de spoorwegwetgever van 1900 in artikel .5 „toepasselijk verklaart.” In het eerste lid worden de navolgende artikelen van do (hoofd)spoorwegwet yan 1875 toepasselijk verklaard:

Spoorweg- „ ■ . , wet 1875 Korte inhoudsopgave van den inhoud. Artikel 4 verplichting tot het gedooge.n van spoorweg en andere aansluitingen en doorsnijdingeii; Artikel 5 verplichting tot het gedoogan van gemeenschappelijk gebruik van weg en stations (running power, libre parcours);

Artikel 7 Ministerieele machtigLUg wordt vereischt v'oor de opening van den dienst en de hervatting daarvan na staking;

7) De spoorwegwetgever van 1900 spreekt niet van „mechanische” 'tramwegen, doch dat hij deze bedoeld heeft, blijkt uit de behandeling van die spoorwegwet in de Staten Generaal en is af te leiden uit de bewoordingen van enkele artikels van het na te noemen oorspronkelijk „tramwegreglement (1902)”, b.v. art. 9 onder a: het is verboden... paarden daarna te drijven, enz.; artikel 37: op eiken trein... bevindt zich, behalve de machinist, nog een beambte, ; e.a. 8) Bij de wijziging van de wet 1900 in 1917 werd dit artikel ingevoegd, daar deze verplichting bereids in alle tramwegconcessies was opgenomen.

Spoorweg- ■ . . wet 1875 Korte inhoudsopgave van den inhoud. Artikel 9 aanduiding, wie voor „bestuurders” gehouden worden en vereischten voor bestuurders; Artikel 10 het algemeen toezicht berust bij den Minjster en onder dezen bij den Raad van Toezicht;

Artikel 11 kosteloos vervoer van en vrije toegang voor de leden van den Raad van Toezicht en van zijn ambtenaren, met het dagelijksch toezicht belast;

— j Artikel 12 regeling van het inwendig toezicht; verplichting voor het personeel tot het geven van inlichtingen (excl. die betreffendie het geMelijk beheer);

Artikel 16 dadelijke staking in geval van openbare veiligheid ; Artikel 17 staking wegens redenen van staatsbelang; Artikel 20 voor hervatting van dan krachtens de wet gestaakten dienst is vereischt de Ministerieele toestemming; Artikel 21 zonder deze toestemrrung kan ’t voortzetten. na bevel tot staking of het hervatten van den dienst belet wordein;

Artikel 22 bevoegdheid van de met ’t toezicht belaste ambtenaren tot verwijdering van het rollend mateneel; Artikel 42 verbod om op den spoorweg eonig voorwerp neer te leggen; Artik. 71 aanwijzing van de ambtenaren, die vrijen toegang tot de spoorwegterreinen hebben;

voorzoover ,op eigen baan aangelegde tramweggedeelten betreft boivendien: Artikel 34 voorschrift omtrent het verleenen van ~nood” en „uitweg”; Artikel 35 voorschrift omtrent het sluiten van openbare en particuliere hekken;

Artikel 44 verbod op of langs den spoorweg te loopen of te rijden; Artikel 45 verbod over of langs den spoorweg vee te drijven of te laten loopen.

Volgens het 2e lid van artikel 5 geldt het beginsel van, a,rtikel i van de (hooifd)spoorwegwet 1875, regelende de aanspirakelijkheid van den ho|Ofdspoorwegondernemer wegens schade, overkomen aan reizigers en ter vervoer aangenomen goederen, voor den tramwegondememer alléén ten aanzien van diens reizigers; dienovereenkomstig behoeft een tra m w e g.r eizi g e r bij geleden schade sléchts de hoelgrootheid dezer schade te bewtijzen, doch de afzender van een tramrending de schuld (ppzet, onvoorzichtigheddy nalatigheid) van den tramwegondememer of van diens personeel èn de h.oegrootheid van de geleden schade. In het 3e lid van dit iartikel wordt aan den tramwegondernemer op'gelegd de verplichting tot het vervoeren van ~brievenmalen”, doch tegen schadeloosstelling, dus niet kositeloos, zooals bij vervoer Over de hoofd- en lokaalspoorwegen. Het 5e lid van dit artikel draagt aan de Koningin ter regeling op: I. a. datgene, hetwelk noodig is voor de verzekering} van het veilig en ordelijk 10) verkeer;

h. de aankoindiging van de opening van den dienst; c. de aankondiging van de dienstregeling; d. de openbaarmaking van de tarieven;

2. de wijze, waarop aan de 'tramwegoïndernemiers (de vroegere vereenvouidigde loka,alspoGTwegondernemers wenschte zulks) een meer belangrijk vervoersrecht kan worden toegekend; n) 3. de wijze, waarop het zgn. servituut van niet-bebouwing, enz. gevestigd kan worden ten aanzien van op eigiem baan aangelegde tramweggedeelten. i*)

9) Bij de wijziging van de „wet 1900” in 1917 zijn dit en de volgende artikelen ingevoegd. 10) Ingevoegd in 1917 (zie art. 83 Tramwegreglement). 11) Ingevoegd in 1917.

12) Ingevoegd in 1917 (zie art. 14 Tramvvegreglement).