in het verslag over igiB werd bevond zich op ultimo December van dat jaar op de fabrieken nog eene hoeveelheid van 253.500 picols suiker. Behalve de oogst van 1919 is deze voorraad in het afgeloopen jaar geheel afgevoerd, zoodat zich op het einde van 1919 geen voor uitvoer best-emde suiker meer op de fabrieken bevond.

Het herstel van den overzeeschen handel was eveneens van gunstigen invloed op het vervoer van importartikelen, welke invloed echter ten deele werd te niet gedaan door de sterke stijging van de prijzen. In het bijzonder de kleinhandel heeft van deze prijsstijging de nadeelige gevolgep ondervonden, daar de koopkracht der bevolking geen ge/ lijken tred hield met de stijging der prijzen van de importgoederen. Dientengevolge heeft gedurende de eerste drie kwartalen van het verslagjaar het vervoer van stukgoederen een achteruitgang vertoond, vergeleken met de cijfers der overeenkomstige kwartalen van het jaar 1918. In den loop het jaar heeft de verhouding tusschen de koopkracht der bevolking en de prijzen van importartikelen zich eenigermate hersteld tengevolge van verhooging van loonen en grondhuren en de verhoogde opDrengst van Inlandsche producten. Een goed geslaagde oogst kwam de bevolking eveneens ten goede. Deze gunstige factoren uitten zich o.m. in de uitbreidering der beleeningen in de pandhuizen. ;

De gezondheidstoestand der Inlandsche bevolking in het verkeersgebied der Maatschappij was in het afgeloopen jaar betrekkelijk niet ongunstig. In het begin van het jaar breidde zich wel is waar de Spaansche influenza eenigermate uit en kwamen gevallen van cholera en pest voor; daarna echter trad eene merkbare verbetering in.

Deze omstandigheid, gepaard aan den goeden oogst, was van gunstigen invloed op het reizigersverkeer, waarvan de opbrengst, mede tengevolge van de tariefverhooging in Juni 1918, in 1919 ruimi / 226.000 meer bedroeg dan in het vorige jaar. Van groot gewicht voor den economischen toestand zijn in het afgeloopen jaar de regeeringsmaatregelen geweest in het belang van de voedselvoorziening.

Tengevolge van de beperking van den rij stuit voer door de buitenlandsche regeeringen, kon op Java door den handel geen voor de behoeften der bevolking voldoende hoeveelheid rijst uit Britsch-Indië, Siam en China worden ingevoerd. In verband daarmede heeft de Indische Regeering, ter voorkoming van voedsel-tekort, maatregelen genomen, eenerzijds om de binnenlandsche productie zoo hoog mogelijk op te voeren en de distributie te regelen, anderzijds om rechtstreeks rijst uit het buitenland aan te koopen.

Bruto-opbrengsten over het dienstjaar: 1917 1918 1919 Reizigers f 1.208.344,17 fi 312.593,80 ƒ1.538.977.90 Bagage „ 20.264,07 19.600,35 „ 26.449,45 Bestelgoederen „ 27.694,99 f} 28.245,31 „ 31.609,34 Vracht- en „ 1.731.812,34 ' IJlgoederen „1.588.896,06 „' 621.212,34 Diversen „ 102.421,43 f} 141.900,45 „ 146.765,35 Gezamenlijke bruto-opbrengst /■ 2.947.620,72 /3 '23.352,25 / 3 475.614.48

Reeds in 1918 had zij, teneinde de speculatie in rijst te verhinderen, bepaald een maatregel die in J919 gehandhaafd is geworden dat vervoer van rijst van het eene gewest naar het andere slechts mocht plaats hebben met vergunning van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur.

Ter bevordering van den verbouw van voedingsgewassen op daartoe geschikte onbeplante gronden is bij Ind. Staatsblad 1919 No. 287 eene ordonnantie vastgesteld, waarbij aan den bezitter van zoodanige gronden, voor zoover deze niet tot woonerven behooren, de verplichting wordt opgelegd voor de beplanting met voedingsgewassen zorg te dragen.

Tevens stelde de Regeering in het belang der voedselvoorziening maximum-prijzen voor rijst vast en gelastte zij een gedeelte van den oogst tot de door haar bepaalde prijzen aan het Gouvernement te verknopen.

De aldus verkregen voorraden binnen- en buitenlandsche rijst werden tegen kostprijs gedistribueerd. Genoemde maatregelen, in het bijzonder de gedwongen rijstopkoop, hebben in het algemeen gunstige gevolgen gehad voor de voedselvoorziening. Op het vervoer van rijst 'hadden zij uit den aard der zaak eenen belemmerenden invloed. Van verschillende tweede gewassen daarentegen als ma'is, aardnoten en kedelé, nam het vervoer, mede tengevolge van den goeden oogst, belangrijk toe. De vooruitgang in de opbrengst van het goederenver-

voer, in totaal bijna f 114.000 bedragende, is voor meer dan de helft te danken aan het reeds vermelde vervoer van de op het einde van het voorgaande jaar nog onafgevoerde suiker uit oogst 1918, terwijl ook eene matige verhooging der vrachtprijzen voor suiker, opgenomen in nieuwe met de fabrieken afgesloten vervoerovereenkomsten, welke op i Januari 1919 in werking traden, tot de vermeerdering der opbrengsten bijdroeg. De gezamenlijke oogst der in het verkeersgebied der Maatschappij gelegen fabrieken was overigens op zichzelf ruim 108,000 picols rninder dan in 1918.

Het volgend staatje bevat de opbrengsten, gerangschikt naar de verschillende onderdeden van het vervoer en bevat tevens eene vergelijking met de twee voorafgaande jaren ■

De. exploitatiekosten bedroegen in totaal f 1.756.454,59 of f 212.195,18 meer dan in 1918.

De exploitatie-coëfficiënt was 50,5. De vermeerdering der exploitatiekosten is in hoofdzaak toe te schrijven aan eene met ingang van i Juli 1919 in werking getreden verhooging der bezoldigingen en loonen van het personeel in Indië, waar nevens de reeds vroeger verleende duurtetoeslag gehandhaafd bleef. Voorts waren de brandstoffen wederom hooger in prijs.

Voor het jaar 1920 rullen de brandstofprijzen wederom belangrijk hooger zijn. De prijs van brandhout uit de landsbosschen is thans op / 12 per ton gesteld (in 1916 f 5, in 1919 / 9), hoewel het kap- en sleeploon vermoedelijk niet meer dan f 2,50 per ton bedraagt. De particuliere houtleveranciers volgen die prijsstijging of overtreffen die nog; de prijs in den particulieren handel was in het begin des jaars reeds opgeloopen tot f 16 h. f 18 per ton en is thans nog aanmerkelijk hooger. Voor Ombilin-steenkolen wordt / 35 per ton gevraagd bij levering vrij aan boord Emmahaven (zelfkosten f 9,70).

Deze hooge prijzen leggen op de spoor- en tramwegdiensten een last, waarvoor zij genoodzaakt zijn compensatie te zoeken in tariefverhooging.

De prijs verhooging vindt hare oorzaak in het op Java bestaande tekort aan brandstoffen, waardoor de prijzen oploopen tot de pariteit van hetgeen voor buitenlandsche steenkolen moet worden betaald. Dit tekort is echter niet noodzakelijk, daar Indië brandstof in overvloed voortbrengt, namelijk niet alleen in den vorm van brandhout en steenkolen, maar ook in dien ■ van stookolie, welke eveneens op de spoor- en tramwegen kan worden gebruikt, mits men zekerheid heeft van geregelde levering tegen redelijken prijs. Onder de thans heerschende omstandigheden bestaat in Nederlandsch-Indië behoefte aan optreden der Regeering tot regeling der brandstoffenvoorziening voor binnenlandsch verbruik. Indien de uitvoer van stookolie naar het buitenland slechts werd vergund onder de voorwaarde, dat voor binnenlandsch verbruik de vereischte hoeveelheid tegen redelijken prijs wordt beschikbaar gesteld, zou het brandstoffentekort een einde nemen en zouden de prijzen der overige brandstoffen, die meerendeels door het Land worden geleverd, tot een meer normaal peil kunnen worden teruggebracht.