Generaal gelegd zijn, gaan over op de Directie der JVlaatschappij.

2. Tot Directeuren worden benoemd de heeren Jhr. J. A. van Kretschmar van Veen, Directeur-Gmeraal der Maatschappij, en Jhr. Mr'. W. F. van der Wjjck en J. A. Kalff, Directeuren der HoUandsche Ijzeren Spoiorweg-MiaatsichapiMj, voor wie niet gteldt het bepaalde bij artikel 13, derde lid, onder b.

Artikel 28.

Deze gewijzigde statuten treden in werking nadat daarop de Koninklijke bewilliging zal zijn verkregen.

Orerga ngsbepali ng.

Alle bij het in werking treden van deze bepaling in functie zijnde Commissarissen blijven in functie totdat de Raad van Ciommissarissen opnieuw is samengesteld. Binnen drie maanden na het in werking treden van deze bepahng wordt eene Vergadering van houders van aandeelen aan toonder gehouden ter benoeming van C.ommissarissen en plaatsvervangende Commissarissen volgens het derde lid van artikel 10. Aan de in deze vergadering benoemde Commissarissen en plaatsvervangende Commissarissen kan de machtiging tot het laanvaarden van hunne betrekking, gevorderd door het vierde lid van artikel 10, in afwijking van het daar bepaalde ook verleend worden door den Raa(d van Commissarissen der HoUandsche Ijzeren Spoorweg-Maatschap'pij, i

B ij 1 a g e.

Tusschen:

den Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door den Minister van Waterstaat en den Minister van Financiën, tot het aangaan van deze overeenkomst door de Koningin gemachtigd,

ter eenre,

en

de HoUandsche Ijzeren Spoor w e g-M a atsch a p p ij, vertegenwoordigd door hare Directie, tot bet aangaan van deze .overeenkomst door de Algemeene Vergadering van Aandeelhouders der Maatschappiij gemachtigd.

ter andere zijde

is, behoudens bekrachtiging bij de wet, het navolgende overeengekomen :

Artikel i.

I. De Maatschappij -verbindt zich, na verkregen Koninklijke bewilliging, in hare statuten de wijzigingen aan te brengen, welke in den aan deze overeenkomst gehechtcn afdruk dier statuten zijn aangegeven. 2.1 De Maatschappij verbindt zich de in het vorige lid bedoelde bewilliging te vragen, zoodra deze overeenkomst bii de wet bekrachtigd is.

Artikel 2.

1. Met afwijking van het bepaalde in het eerste lid van artikel 65 der tusschen partijen gesloten overeenkomst van 21 Januari 1890, bekrachtigd bij de wet van 22 Juli 1890 (Staatsblad no. 134), in de onderhavige overeenkomst verder genoemd ~overeenkomst 1890 H.S.”, wordt het op de aandeelen gestort maatschappelijk kapitaal der Maatschappij gesteld op vijftig millioen gulden. 2. De Staat verbindt zich voor 27.500 te zijnen name gestelde aandeelen der Maatschappij aan deze op de wijze, als bij hare statuten omschreven, f 1000 per aandeel te betalen.

Artikel 3.

I. De Maatschappij verbindt zich tot de exploitatie, voor zoover dit doorl de Koningin bepaald wordt, van de spoorwegen, bedoeld in artikel i der Locaalspoor- en Tramwegwet, welke nog* doior den Staat mochten worden aangelegd

of waarover de Staat, door naasting of op andere wijze,, de beschikking mocht verkrijgen, mits en zoolang die wegen aan de door de Maatschappij geëxploiteerde spoorwegen aansluiten, hetgeen ook geacht wordt het geval te zijn, indien de spoorwijdte verschillend is.

2. Het bepaalde in het derde en het vierde lid van artikel 2, in het eerste, het tweede en het vierde lia v,ain artikel 7, in arükel 8, in het eerste en het tweede lid van artikel 9 en ini het tweede lid v,an artikel 22 der overecnkict.nst -1890 HjS. is mede iop de in het vorigie Ld bedoelde spoorwegen van toepassing. Voorts worden overal waar in de genoemde overeenkomst sprake is van Staatsspoorwegen, behalve in artikel 31, daarmede ook deze spoor-

wegen aangeduid. 3.i Voor het gebruik van de in dit artikel bedoelde spoorwegen keert de Maatschappij jaarlijks aan den Staat een tusschen de Ministers van Waterstaat en van Financiën en de Maatschappij in gemeen overleg te bepalen vergoeding uit. Bij het bepalen van deze vergoeding wordt rekening gehouden met het bedrag, dat die spoorwegen aan den Staat gekost hebben.

Artikel 4.

In afwijking van het bepaalde bij artikel 3 der 'overeenkomst 1890 H. S. is de Maatschappij ook tot het 'Cxploiteeren, het 'Oprichten van .of het deelnemen aan ondemeraingen, welkte het vervoer van personen, en goederen ten doel hebben, niet bevoegd dan na machtiging van de Ministers van Waterstaat en van Financiën,

Artikel 5.

Met afwijking in zooverre van artikel 17, eerste lid, der o.vereenkom«t 1890 H. S. behoeven alle tarieven en wijzigingen van tarieven de goedheoiring van den Minister van Waterstaat Op den voet van artikel 28 der wet van 9 April 1875 (Staatsblad no, 67),

Artikel 6,

Het recht van de Maatschappij in het geval, bedoeld in het zesde lid van artikel 20 der oivereenkomst 1890 H. S„ de werken, welke zij noodig acht, voor hare rekening ta maken, verv.alt.

Artikel 7,

De bevoegdheid van de Maatschappij tot opzegging van de overeenkomst 1890 H. S. vervalt.

Artikel 8.

I. In afwijking van het bepaalde bij het eerste lid van artikel 33 der overeenkomst 1890 H. S. verblijft telken jm het winstsaldo tot een bedrag van vijf (5) ten _ (hiondertl van het op de aandeelen aan toonder gestort en (niet terugbetaald maatschappelijk kapitaal aan de Maatschappij, •vangt de Staat daarna een bedrag van één (i) ten hondend van gezegd kapitaal en wordt hetgeen dan nog overblijft in dier voege tusschen den Staat en de Maatschappij verdeeld, dat ieder van beide partijen daarvan een gelijk taandeel verkrijigt, totdat het geheele aandeel der Maatschappij draaigt zes en een half (6,5) ten honderid van gerneld kapitaal, als wanneer van hetgeen dan nog beschikbaar is vier vijf do gejdeelten (Vs) aan den Staat worden uitgekeerd en één vijfde gedeelte aan de M.aatschappi| verblijft._|

Daarentegen'betaalt de Staat aan de Maatscha,ppij zioo daarvoor noodig met afwijking van het laatste lid van genoemd artikel 33 hetgeen in eenig jaar blijkens de winst- en verliesrekening der Maatschappij vereischt mocht zijn om tot een winst'saldoi van vijf (5) ten Ihonderd van bet op de aandeelen aan toonder gestort en niet \terugbetaara maatschappelijk kapitaal te komen. Deze betaling geschiedt binnen ééne maand, nadat de jaarlijksche balans en winsten verliesrekening op' de daarvoor bij de statuten der schapirti böpftaMe wijze zijn vastgesteld. _ 1

3- Hetgeen van het winstSialdo aan de Maatschappij verblijft', iis bestemd tot uitkeering als dividend aan de houders van aandeellen aan toonder.