Hierdoor bezat België reeds na 44 jaar een onmisbaar lichaam, dat in andere landen op dat tijdstip nog ontbrak.

JJat wlj helaas thans nog geen Belgische ingenieurs in onzen kring kunnen begroeten wijst er wel op, dat wij hier nog slechts met een beginnende eerste poging tot internationale beraadslaging te doen hebben. Dergelijke dingen ontwikkelen zich slechts langzaam en wel al naar gelang het haatgevoel wordt overwonnen.

Wanneer het enkel aan de ingenieurs lag, dan zou ornmekeer veel sneller tot stand komen. I

_ De billijkheid noopt ons evenwel te constateeren, dal ingenieur Russel in 1884 reeds vele duizenden onderzoekingen uitgevoerd had en vaste methodes voor dit onderzoek bedacht, die in andere landen navolging vonden. Als een bijzonder belangwekkend feit kan ik door eig« aanschouwing vaststellen, dat bij de internationale tentoonstelling te Antwerpen voor het eerst de behoefte aan déß dag kwam en maatregelen waren genomen om tentoonstellingsyoorwerpen van technischen aard niet enkel door bezichtiging van jury-leden maar ook door een onderzoek in het studiebureau, te Mechelen bij Brussel, te beoordeelen en te zoodat toen het beproevingsvak voor het eerst op een internationale tentoonstelling zijn intrede deed.

Ik behoef er zeker niet aan te herinneren, welke beteekenis die tentoonstelling, vooral voor ons Oostenrijkers, had. Als een andere interessante bijzonderheid mag wellicht gelden, dat van deze ten behoeve der spoorwegen tot stand gebrachte inrichting een vérstrekkende invloed op Belgische industrie is uitgegaan. I

Wïj lielrt>en hier dus te maken met een spoorwegonderneming, die een algemeen-technische verbetering schiep,, welke niet alleen voor de geheele technische ontwikkeling! van België van zeer groot nut was, maar evenzeer voor' de economische hulpbronnen en krachten en voor de snelle uitbreiding van het spoorwegnet zelf.

IR zou er nog" de aandacht op wiHen vestigen, dat het spoorwegwezen uit eigen boezem de grondslagen schiep en niet van buitenaf of van boven-af daartoe geraakte.

De internationale tentoonstelling voor spoorweg-benoodigdheden te Rouaan in 1884 deed een geheel van industrieele, technische en wetenschappelijke hulpmiddelen aanschouwen zóó volledig, als te voren nog nooit eeboden werd.

De directeur der Floridsdorfer Locomotieffabriek, een man, die bij ons allen in eerbiedige herinnering voortleeft, Demmer, had mij' onder de aandacht gebracht, dati de Rotman een Amerikaansche beproevingstrekbank was ingezoiiden, die alle bestaande constructies, vooral wat gevoeligheid en betrouwbaarheid aangaat, bleek te overtreffen.

Dit was de intusschen beroemd geworden „Emery”- machine. Ik heb toen ter tijd onmiddellijk besloten er een te koopen, zonder eigenlijk over eenig bedrag daarvoor te kunnen beschikken.

Deze machine was volgens onze opvattingen zeer goedkoop en, hoewel oorspronkelijk voor de spoorwegen bestemd, was zij de aanleiding tot de stichting van de eerste algemeene beproevings-inrichting in Oostenrijk voor bouwen machine-materialen, aan het Technologisch Nijverheidsmuseum te Weenen.

De „Emery’ -machine, die later niet door andere is overtroffen, is een Amerikaansche constructie, voor 75.000 KG. maximum-trekkracht, en, tot op V 2 KG. na, nauwkeurig aanwijzende.

Hieruit ziet u, mijne Heeren, dat deze spoorweg-tentoonstelling aanleiding gaf tot de oprichting van het eerste ten algemeenen nutte dienend, technisch beproevings-bureau voor bouw- en machinematerialen in Oostenrijk.

Ook bleek de „Emery” machine te staan nog boven de van ouderen datum zijnde „Werder”-machine en zij is, wat het grondbeginsel aangaat, ook heden nog niet verouderd. Z<M bestaan er dus scheppingen op geestelijk gebied, die zich bij allen verderen vooruitgang van technischen aard kunnen staande houden.

Het Oostenrijksche beproevingsvak, dat zich In deze tijden vormde, ging nog in ander opzicht aan de spits en wel door de inrichting van electro-technische beproevings-bureaux.

Van bevoegde zijde deed men ons heden reeds opmerken, dat de toepassing der electro-techniek, in het wezen, van groote beteekenis is geworden en al weder m zekeren zin, door internationale samenwerking tot doorwerking kwam.

U wilt mij ten goede houden, dat ik bekende zaken aanhaal, doch dit geschiedt slechts hier ter wille van den algemeenen samenhang der verschillende onderwerpen.

De eerste sterkstroomleiding van Frankfurt a.M.. naar Lauffen, en de _ spoedig daarna gehouden internationale electro-technische' tentoonstelling te Weenen, waren de aanleiding dat daar het electro-technische beproevingswezen in beginsel tot stand kwam en wij mogen er ons op beroemen, dat Weenen ook de eerste plaats op het vasteland was, die een electro-technisch beproevings-station, verbonden met een vakschool, verkreeg.

Verder mogen wij niet zonder trots er op wijzen, dat wij thans ook de eerste technische Radio-beproevingsinrichting bezitten, een bewijs, dat wij op het punt van beproevingswezen niet stilgezeten, en daarbij ook veel geleerd hebben van onze buitenlandsche collega’s.

Wij trachtten steeds, met hetgeen zij bereikten, ons voordeel te doen en werkelijk is het ons zelfs gelukt, ook iii vele gevallen, lettende op de behoeften der "tegenwoordige tijden, bij de toepassing, uitwerking en verruiming der denkbeelden, die van elders tot ons kwamen, baanbrekend op te treden, ja, zónder grootspraak mag ik dit zeggen en tegenover mijn buitenlandsche vakgenooten ben ik verplicht, deze feiten van mijn Weensch standpunt uit even aan te stippen.

Oostenrijk was het eerste land, dat een van Staa.tswege georganiseerd beproevingswezen invoerde, en wel in 1910, dat nu dus gedurende ii jaar ook in weerwil van de verschrikkingen van den oorlog zich staande hield. Deze waren echter voor ons in zoo verre noodlottig, dat wij het grootste industrieele bestanddeel van het voormalige Groot-Öostenrijk verloren hebben en terugbracht werden tot een zeer beperkt gebied, gelukkig nog met Weenen daarbij' inbegrepen.

Niettemin mogen wij deze organisatie beschouwen ais eene, die haar sporen verdiend heeft en ertoe dient om het van staatswege en door particulieren ingestelde beproevingswezen te vrijwaren voor uitbuiting door winzuchtige, gewetenlooze speculanten-groepen.

Verder strekt deze organisatie ter ontwikkeling van de van staatswege gesteunde of op eigen risico werkende beproevingsbureaux en is oorzaak van hunne duurzaamheid en doeltreffende werkzaamheid.

Evenwel moet ik ook aan de waarheid niet te kort doen en u doen zien, welke bezwaren overwonnen moesten worden en wel vooral in verband met het spoorwegwezen.

Ik koesterde hef voornemen om in Oostenrijk een dergelijk lichaam in ’t leven te roepen als da reeds genoiemde „Institution” te Mechelen in Belgiè.

Ik opperde het denkbeeld, om het toen (in 1904) reeds nagenoeg een tiental jaren bestaande spoorwegministerie te bewegen een studiebureau voor technische onderwerpen, tevens voor onderzoek en beproeving, ten behoeve van het geheele staatsspoorweg-net op te richten.

Volgens mijn wensch zou hiervoor Vio pCt. van de nettoopbrengst dezer spoorwegen moeten worden besteed, wat een bedrag van 202.000 kronen zou vertegenwoordigen.

Daartegen ontstond echter in het spoorwegministerie verzet. Een ambtenaar van deze afdeeling wist niets beters te doen, op aanstichting van anderen of uit eigen beweging weet ik niet, dan hier in deze zaal dat plan te bestrijden, om aan te toonen, hoe overtollig niet alleen (wat elke bureaucraat allicht meenen zou) maar ook hoe nadeelig het werken moest.

Werkelijk is het plan op niets uitgeloopen; en hier, op klassieken bodem, hier m de Vereeniging van Ingenieurs. binnen hare muren, mocht het niet gelukken een zeer natuurlijk, bijna vanzelf sprekend voorstel ingang te doen vinden, zoodat het spoonvegministerie er zich toe bepaalde, materiaalbeproevingsbureaux aan het Noorderstation te Weenen en te Innsbrück te vestigen, dia evenwel tot op heden nog hiet voor algemeen gebruik zijp opengesteld.