of andere wijze van invloed kunnen zijn, den doorslag geven zij niet. |

Wanneer Duitschland genoodzaakt is, ten einde zijn burgers ti voeden en te kleeden, aanzienlijke hoeveelheden goederen uit het buitenland te betrekken, en, wanneer het aan den anderen kant, de economische toestanden in het binnenland niet zóó vermag te regelen, dat een hoeveelheid goederen kan worden yoortgebracht van gelijke waarde als de ingevoerde, dan kan immers de waardevermindering van het geld onmogelijk uitbliiven. i

hierbij ontstane leemte wordt voor een klein deel kunstmatig aangevuld door den „uitverkoop” van Duitschland nl. daardoor, dat in ’t bijzonder terreinen, effecten en andere zaken van Duitschen oorsprong aan het buitenland worden verkocht en dus het totaal van het Duitsche vermogen af neemt; voor het grootste deel geschiedt die aanvulling echter door het wegvloeien van papieren geld naar het buitenland, waardoor dus schuldbekentenissen worden uitgegeven, die later moeten worden vereffend.

Het ligt voor de hand dat, hoe langer dit economisch procédé, mindere goederenvoortbrenging tegenover grooteren invoer, duurt, des te waardeloozer dit ttaaieren geld worden moet. I

Tevens gaat deze geldwaarde-verraindering des te sneller in haar werk, wanneer er geene duidelijke voorteekenen zijn, dat de onnatuurlijke economische toestand in afzienbaren tijd verbeteren zal en het zich dus nog niet laat voorzien, wanneer die schuldbekentenissen door overmaat van productie zullen kunnen worden —dekt.

Zeer snel moeten evenwel die invloeden doorwerken, wanneer er buitendien nog, zooals nu, een ontzaglijke schuld aan het buitenland is af te dragen, die zelfs bij betere binnenlandsche nimmer zal kunnen worden gedeted. I

Zoolang dus de twee hoofdeuvels, het Verdrag van Versailles aan den éénen kant en de onvoldoende productie in het binnenland aan de andere zijde, blijven bestaan, zóólang zullen pogingen tot kunstmatige stabiliseering van de Mark doelloos zijn- I

I Met wiskunstige zekerheid moet het valuta-verval voortschrijden, zoo het niet gelukt, die voornaamste bezwaren uit den weg te ruimen, wat reeds lang door alle personen van doorzicht werd beaamd.

Erkend moet worden, dat de beste krachten van het Duitschej volk eerlijk en volhardend daarvoor aan het werk zijn, mIW ook, dat door deze noeste werkzaamheid intusschen in den laatsten tijd wel een eenigszins meer hoopvol verschiet werd geopend. Of het gelukken zal het doel te bereiken, en wel te rechter i'g Hp —» r

Laten wij in elk gevfl het beste hopen! Zooals ik zeide, in de laatste maanden is er ee

L ontzaglijke golf van valuta-verval over Duitschland heen gegaan. De Mark is in het buitenland na deze 5 maanden slechts i/io waard geworden van wat zij daarvóór- waard was. I

Wij moeten daarbij bedenken, dat de aanpassing der valuta in het binnenland aan die in het buitenland tegenwoordig veel sneller in haar werk gaat, dan bij het begin van het koersverval; wat ook niet anders dan natuurlijk is, want de door ervaring wijs geworden bevolking doet haar best om, zoodra weder zulk een valuta-verval op komst is, zooveel mogelijk waren op te slaan-

De handelaar daarentegen gaat van het standpunt uit: ik moet mijn prijzen hoog genoeg stellen, om weder zelf voorraden te kunnen opooen.

-.-w. En, wat ook medetelt: de loon-en salarisverhoogings-machin* loopt thans veel ongestoorder door dan in het begin der daling, dus ook hierbij is veel snellere aanpassing aan de buitenlandsche koersen waar te nem*n. _

Zoo is de toestand thans. Terwijl nu het meerendeel der nijvörheids-ondernemingen wel in staat is, zich te voegen naar de koersvermindering, is dit voor een kleiner aantal onmogelijk en hiertoe behooren vooral de stadstramwegen en buurtspoorwegen.

Daarbij stijgen de op deze ondernemingen drukkende uitgaven niet slechts in gelijke mate als de koersdaling in het binnenland, maar zelfs niet onbelangrijk tot boven de gemiddelde prijs verhoogingen. *

Aldus gaan ®e tram- en buurtlijnen gebukt onder een dubbd noodlot. J

Daalt de waarde van het geld zóó snel als in de laatste maan-

begrijpelijk, dat onder den druk van ontoerei« kende prijzen, resp. tarieven, aan den éénen en bovenmati# groote uitgaven aan den anderen kant, er zoo weinig sprake VU aanpassing aan de omstandigheden zijn kan, dat het gevaar van plotseling ineenstorting voor de deur staat. |

Mijne Heeren, wanneer de hoofdoorzaak van het schouwspel, dat dp algemeene Gconomische toestand ons biedt, in de waardevermindering van het geld is gelegen, dan zullen wij moeten erkennen, tegenover deze hoofdoorzaak machteloos te staan. Trouwens ligt het ook niet op den weg der Vereeniging om aan de algemeene malaise iets te veranderen, evenmin kan zij die tegengaan. Hierbij kan slechts ieder van ons voor zich en binnen zijn eigen werkkring al zijn krachten inspannen om daarin grondige verbetering te brengen, niet de Vereeniging zelve.

j Men mag echter denken zoo, nu kan zij anders | |doen dan berusten. Dit is geenszins mijn standpunt. i ' Ik acht het voor ons heiligen plicht, niets, ook het i

, »—^,——, maar, na te laten, waardoor wij voor ons deel kunnen medewerken om ineenstorting onzer ondernemingen te verhoeden, in elk geval deze zoo weinig mogelijk noodlottig te doen wezen. Kon het zijn-, om een ramp als deze zóólang op te houden, totdat de beide hoofdoorzaken overwonnen zijnen een gezonder economische toestand geboren wordt. I

Dit zal onze plicht zijn, m.i. niet enkel tegenover onze lastgevers en geldschieters, maar ook ter wille van het dtatemeen oelaa}f,_ ,

I Door den ondergang onzer ondernemingen zouden ongetwijfeld vele andere nijverheidslichamen, die thans nog tamelijk floreeren, in het ziekteproces worden medegesleept en aldus zou de hieruit voor ons zelven voortkomende schade verre achterstaan bij het ontzaglijke nadeel dat de geheele Duitsche volkshuishouding treffen zou. I

Mijne Heeren, ziet hier de redenen, waarom ik de vrijheid nam, U voor de zitting van heden bijeen te roepen, ten einde gemeenschappelijk met de vertegenwoordigers der Regeeringslichamen, die over onze belangen moeten waken, te beraadslagen over de mogelijkheid, om door bepaalde middelen onze ondernemingen nog zoo lang mogelijk in hun bestaan den vorm boven water te houJt.

In verband met hetgeen ik opmerkte aangaande de zoo ongunstig geworden verhouding tusschen tariefverhooging aan den eenen en stijging der uitgaven aan den anderen kant, kan ik nog mijne gissing weergeven, dat de toename der inkomsten tot het 150-voud der vredes-inkomsten gepaard ging met een stij-JWK der uitgaven tot het vierhonderdvoud. |

Hierin ligfcie gapende kloof, waaruit de noodtoestand verrees. Mijne Heeren, den algemeenen economischen toestand kunnen wij niet veranderen, ook niet de omstandigheden, een tariefsverhooging verbiedende, die de zelfkosten bestrijden kon. Een verhooging tot aan deze grens zou aan het verkeer afbreuk doen, meer of minder, al naar mate van de plaatselijke toestanden en de grootere en geringere onmisbaarheid der onderneminMan-

Bij elk bedrijf is een grens aan te wijzen, waarboven tariefsverhooging geen nuttig gevolg meer heeft, zonder dat men de oorzaak hiervan —nemen kan. I

Wel kan men andere oorzaken tegengaan, nl. eerst den tegenstand van zekere ambtenaren van het toezicht, die bij de uitoefening hunner beroepsplichten geen rekening houden met de heerschende economische toestanden en te ver gaan in de door de wet hun toelekende bevoegdheden. I

Verder de mededinging, die het Rijkspostbestuur, in strijd met de belangen der volkshuishouding, onzen ondernemingen aandoet, in ’t bijzonder de vaststelling van ondoeltreffende personentarieven voor de Rijksspoorwegen, (geroep; ~zeer juist!”) die een noodlottigen invloed op het meerendeel onzer maatschappijen heeft en ondragelijk mag worden genoemd! (geroep: „zeer j

Up #et punt der uitgaven verbetering aan te brengen kan geschieden door verdere ontheffing van belastingen, die ons al te zeer drukken, vooral opheffing der kolenbelasting. („Zeer jui_st!”) I

Veijer kunnen de uitgaven worden beperkt, wanneer sommige nijverheids-ondernemingen er toe konden worden gebracht om hunne stellig overdreven hooge prijzen te matigen, die voor een deel veel hooger zijn dan noodig is, in verband met de algemeene geldwaarde-vermindeßßK in het buitenland.