Wel zegt de Heer requirant hiervan, dat zij op eene rechtfrj beschouwing berust, doch hiervan blijkt met geen enkel Zijne voorziening in cassatie daartegen is derhalve ing*- jvojge art, gqy Strafv. niet-ontvankeli|k. j

flc conclüSeW mitsdien tot niet-ontvankelijkverklaring vtt het beroep voor zoover dit de gegeven vrijspraak bestrijdt Hl overigens tot verwerping daarvan. De Hooge Raad enz.

Gelet op de middelen van cassatie door den requirant voorgesteld bij memorie: zie conclusie adv.-—. |

Overwegende, dat de Rechtbank van wat den gereqtiinßeide primair was ten laste gelegd, met zijne schuld daaraan, wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, dat hij enz., zie conclusie adv.-gen.

o. dat de Rechtbank dit feit niet strafbaar heeft geoordeeld, in het bijzonder niet krachtens art. 12 der wet van 9 April 1875 (Stbl. No. 67) in verbandmet de artt. 5 en 9 der Locaalspoor- en daar voorzegd art. 12, op welks beteekenis het in het bijzonder aankomt, met zooveel woorden den bestuurders enz. van Spoor- en Tramwegmaatschappijen toestaat niet te antwoorden op vragen door of vanwege den Raad van Toezicht gesteld, die betrekking hebben op het geldehjk beheer der maatschappijen, zooals met de in dit geval gestelde vraag het geval is;

o. 3at de RechtSank den gerequireerde op dien grond ter zake van het bewezen verklaarde feit heeft ontslagen van rechtsvervolging;

o. dat de Rechtbank vervolgens, ten aanzien van wat den| gerequireerde subsidiair was ten laste gelegd, heeft overwogen,i jdat zij niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft] : verkregen, dat de gerequireerde dit feit heeft gepleegd en) ]hem dan ook van dit feit heeft vrij—K~oken: I '

Ó. dat het tweede middel, dat, als betreffende den het eerst moet worden behandeld, niet tot cassatie kan leiden,' on^at^ een vrijspraak is gericht;

o. dat de requirant tof toelichting van het eerste middöl heeft aangevoerd, dat het bewezen verklaarde feit is te beschouwen als het niet-voldoen aan de verplichting, aan bestuurders van Spoor- en Tramwegmaatschappijen opgelegd en in voor aangehaald art. 12 der wet van 9 April 1875 (StbL No. 67) omschreven, waarin de woorden ~niet tot het geldelijk beheer betrekkelijk'’ alleen zouden slaan op de financieele van de maatschappijen;

o. dat dit is juist, daar onder de woorden „geldelijk beheer” alleen is te begrijpen, dat wat behoort tot de comptabiliteit

der maatschappij en daar dus in het bijzonder niet onder valt eene vraag als in dit geval aan den gerequireerde werd gesteld • O. dat mitsdien de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld, dat het bewezen verklaarde feit niet strafbaar was en dus het middel is gegrond;

Vernietigt, behoudens de daarin vervatte vrijspraak, het vonnis door de Arrond. Rechtbank te ’s-Gravenhage, den loen Mei 1922, in deze zaak gewezen;

Recht doende krachtens art. 105 R.-O.; Verklaart den gerequireerde schuldig aan het: als bestuurder eener Tramwegmaatschappij niet terstond voldoen aan eene aanvraag als omschreven in art. 12, hd i, der wet van 9 April 1875 (Stbl. No. 67); Gezien art. 12 dierwet.de artt. 5 en 9 der wet van 9 Juli 1900 (Stbl. No. 118), en art. 23 Strafr. ;

veroordeelt den gerequireerde te dier zake tot eene geldboete van 50 cents en één dag vervangende hechtenis;

Verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zoover het tegen de vrijspraak van den gerequireerde is gericht. De medewerker van het Weekblad van het Recht, D. S. voegt daaraan toe: *r\ _ – – 1 t

Deze zaak zou alweer kunnen worden opgenomen in de verzameling van Dr. Fockema Andrae. De Hooge Raad verklaart eene weigering strafbaar, die naar het oordeel van de rechtbank en van het O. M. bij den H. R. volkomen rechtmatig waa geschied. Gelukkig werd slechts eene geldboete van 50 cents opgelegd.

Wij kunnen ons met dit ~gelukkig” zeer wel vereenigen, en hopen alleen maar, dat aan deze „hoogste” uitspraak niet het brevet van „eenig-juiste en eeuwiggeldende uitspraak” wordt toegekend. Moge de Hooge Raad te gelegener tijd op zijn uitspraak terugkomen en daarmede aan den Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten niet langer eene bevoegdheid toekennen, die o.i. bij den wetgever nooit heeft voorgezeten te verkenen. St.

Verschillende Mededeelingen.

Geldersche Stoomtram. In de onlangs gehouden vergadering van aandeelhouders werd m.a.s. besloten tot doortrekking der lijn naar Arnhem volgens een nader door den Minister van Waterstaat en commissarissen goed te keuren tracé en met gebruikmaking van door dien minister en commissarissen goed te keuren tractie.

RUBBERPAKKINGPLAAT I met en zonder inlagen HOOGEDRUKPAKKINGPLAAT Importeurs: VICKERS HOUSE, Prinsessegracht 21, DEN HAAG