dan zou dit immers een geweldigen achterstand in de go?derenproductie veroorzaken; ten eerste, doordat de prikkel tot werklust zou vervallen en ten tweede, moeten wij er rekening mede houden, dat er helaas ook een aantal collega’s zijn, die aardig aan lijntrekken doen. Nu zal elke collega mij toch moeten toegeven, dat, wie meer werk levert ook meer behoort te verdienen, want, er zullen maar weinigen onder hen zijn, die zooveel idealisme hebben, dat zij een deel van hun buurman’s werk willen afmaken.

Om nu de ijverige collega’s recht te doen wedervaren, moet immers voor een oplossing worden gezorgd en wat blijft er anders over dan een aangenomenwerk regeling? ” Zoo kwam geleidelijk het goede inzicht onder de werklieden weder boven en uitte zich in de practijk weldra hierdoor, dat de ijverige werklieden uit de bedrijven met zuiver uurloon overgingen naar die, waarin het aangenomen werk in ’t geheel niet afgeschaft óf reeds weder ingevoerd was. De spooiwegwerkplaatsen werden in die tijden door dezen aftocht van werklustige arbeiders voor een deel zeer benadeeld.

Steeds luider riepen de werklieden-groepen om wederinvoering van het aangenomen werk en reeds na betrekkelijk korten tijd drongen de Regeering en alle politieke partijen daarop aarr; en niet zonder goed gevolg. De Duitsche industrie keerde weldra tot het aangenomen werk terug.

Eén voordeel kwam uit die geheele zoo plotseling in November 1918 losbrekende anti-aangenomen-werkbeweging voort : Zij leidde de ondernemers er toe, zich voortaan meer dan te voren aan aangenomen werkregelingen te wijden, die thans zulk een voornaam deel uitmaken van het loonwezen en aldus moeten strekken tot behoud van den economischen vrede in de nijverheidsondernemingen.

Aangenomen werk of stukloon te bepalen óf met de werknemers gezamelijk vast te stellen, behoort in de modsrn beheerde fabrieken niet meer tot de bevoegdheid der werkbazen.

Dc wetenschappelijke bedrijfsleiding heeft zich met de taak belast om de grondslagen van het aangenomen werk te ontwikkelen ; om in ’t bijzonder het voornaamste vraagstuk van alle loonquaesties tot oplossing te brengen, den werktijd per stuk [dien wij nog uitvoerig zullen bespreken), op juiste wijze vast te stellen en wel, uit zakelijke en zuiver menschelijke overwegingen, onder medewerking der zaakkundige arbeidersgroepen. Toen degezamenlijkeD’uitsche nijverheid,met inbegrip van de spoorwegen, er toe overging, het loonvraagstuk met breeden blik, van het standpunt der ~menscheneconomie” uit, op te vatten bracht zij, reeds in den aanvang, de oplossing daarvan een groote schrede vooruit. Want, van de meeste waarde en tevens het moeilijkst te leiden zijn de menschelijke arbeid en de menschelijke wil. Na de menschen-economie komen de energie- en warmte-economie, evenals de doeltreffende benutting gereedschapsmachines, van nieuw en oud materiaal, eerst in de tweede plaats.

Geheel van zelf doen zich, als wij het in de geschiedenis van het aangenomen werk voorgevallene nagaan, twee vragen aan ons voor :

Is de afkeer van het arbeidspersoneel ten opzichte van het aangenomen werk te billijken, en, waarin bestaan de voordeelen er van voor werkgever en werknemer ?

Daten wij eerst de tweede vraag ter hand nemen. 1. Arbeid op uurloon en stuktijdwerk. Deze vraag wordt het best behandeld door den samenhang tusschen verdienste (V.) per tijdseenheid (per uur dus) met

de kosten per stuk(S.) en den tijd (T.)per stuk na te gaan. Voor deze drie grootheden geldt de vergelijking: Verdienste x stuktijd = kosten per stuk. In deze vergelijking is de verdienste per uur on veranderlijk door het uurloon bepaald, zoodat zij luiden kan : Constant x T = S.

Bij het zuivere stukwerk zijn de kosten per stuk onveranderlijk, zoodat de samenhang der drie grootheden wordt uitgedrukt door de vergelijking : V X T = S = Constant. Neemt men bij wijze van voorbeeld aan : V = 1000 en T = 10, dan luidt de vergelijking : voor zuiver uurloon 1000.10 = 10000 = S. Voor zuiverstukloon, 1000.10 = 10000 = S = Constant. Voor de hoegrootheid van den werkelijk besteden, verkorten werktijd Tl = BenT2 = 7.5 luiden de vergelijkingen ; 1000.8 = 8000 = S 1 ; V = O = 1250.1000.7.5 = 7500 = S 2; V – = 1333.

Uit deze cijfers is gemakkelijk af te leiden, dat de stukkosten, bij tijdsbesparing in de bewerking, in rechtstreeksche verhouding tot deze winst aan tijd dalen, terwijl zij bij het zuivere stukwerk het gelijkblijvend bedrag van 10.000 Mark vertegenwoordigen. De verdienste per uur van den werkman blijft bij zuiver uurloon, even groot, terwijl, bij aangenomen werk, in het eerste geval zij van 1000 op 1250 M. = 25% en in het tweede geval van 1000 op 1333 M. dus met 33.3 % gestegen is. De prikkel tot meer werk afleveren is dus bij zuiver uurloon = O, terwijl hij bij aangenomen werk samen met stijgende tijdsbesparing toeneemt.

Het voordeel van vermeerderde prestatie bij uurloon komt enkel den arbeidgever ten goede, terwijl bij aangenomen werk allereerst de arbeidnemer, en slechts indirect de arbeidgever, er van profiteert. Aangezien de onkosten bij den aanmaak afhangen van den hiervoor besteden tijd en zij bij stijgend tijdsverbruik steeds zwaarder wegen, is er alle reden, om een werkstuk in den kortst mogelijken tijd af te werken. Hierbij is het van gewicht vast te stellen, dat de belangen van werknemer en werkgever volkomen samengaan. Want, bij aangenomen werk met stijgend tijdsverbruik vermindert de verdienste per uur van den arbeider bij zeer aanzienlijke toename der onkosten. De werkman heeft evenwel geen belang bij duurder worden van den aanmaak waardoor het de fabriek, waar hij zijn brood verdient, moeilijker vallen zal te concurreeren en een verstandig bedrijfsleider hecht er veel aan, dat zijn personeel, goed werk leverende, ook flink geld verdient.

Dat, bij uurloon-arbeid, het particulier economisch belang van den werkman eiken spoorslag mist is oorzaak van de bekende buitengewone daling der arbeidspraestatie, indien dan niet andere factoren, zooals gestadig scherp toezicht, eerzucht en viees voor ontslag den werkman tot normale arbeid-slevering nopen. Van dezen samenhang is het arbeiderspersoneel zich wel bewust en een kleine waarneming uit het Eerlijnsche straatleven is kenschetsend genoeg om ze hier mede te deelen.

Een straatventer Lrachtte het talrijke, meest uit werklieden bestaande, publiek een kleine aardigheid aan te prijzen waarmede men door insteken van oud papiergeld en draaien aan een slinger zich nieuwe bankbiljetten kon verschaffen. Om uit te leggen hoe men draaien moest, daar bij te snelle beweging het speelgoed kon breken, zeide hij ; al vóór-doende :