8. Commissie ter bestudeering van internationale genormaliseerde groefrails.

Door de Zwitsersche Normalisatie-vereeniging zijn profielen voor internationaal genormaliseerde groéfrails ontworpen, welke ontwerpen ook zijn toegezonden aan de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland.

Deze commissie heeft ze om advies aan de Nederlandsche Vereeniging ingezonden. Aangezien de permanente nornialisatiecommissie in de Algemeene Vergadering van 4 April 1924 opgeheven was, werd in deze zelfde vergadering besloten tot instelling van een kleine commissie, welke rapport over de voorstellen zal uitbrengen. De commissie bestaat uit de heeren van der Vegt, Nieuwenhuis, Burgersdijk en Stigter. Reeds kort na haar instelling vond een vergadering der commissie plaats ; haar rapport is in ~I)e lyocomotief” gepubliceerd en het gevraagde advies zal de Vereeniging dus weldra kunnen verzenden.

VII. Uitgaven der Nederlandsche Vereeniging. a. De Locomotief.

De uitgave van het orgaan wordt op gelijke wijze als voorheen voortgezet. Uitgeefster van het blad is thans de N.V. Zaanlandsche Stoomdrukkerij te Koog aan de Zaan, welke onderneming bereid was de verzorging tegen betere voorwaarden dan de Firma Nijgh & Van Ditmar te Rotterdam op zich te nemen. Hoewel het overgaan naar een anderen uitgever natuurlijk m.oeilijkhedeu met zich mede brengt, kan gelukkig geconstateerd worden, dat alles vrij vlot van stapel is geloopen en dat de leden van de verandering geen hinder hebben ondervonden. De klacht in het vorig verslag geuit, dat van de zijde der leden zoo weinig bijdragen worden ingezonden moet thans helaas herhaald worden.

h. Het z.g. roode hoekje. Daar de inhoud van deze uitgave langzamerhand geheel onjuist was geworden moest tot vernieuwing overgegaan worden. In October 1923 werd begonnen met het inzamelen van de gegevens. Deze maand was gekozen omdat aangenomen mocht worden dat de diverse ondernemingen oj) dat tijdstij) alle gegevens per 31 December ter beschikking zouden hebben. Nochtans heeft de invulling van de vragenlijst zeker voor enkelen veel moeilijkheden met zich gebracht.

Sommige ondernemingen hebben tenminste de staat, niettegenstaande herhaalde rapj)els 5 maanden na het daarvoor bepaalde tijdstip ingevuld teruggezonden. Dat het boekje daardoor veel later verschenen is, dan aanvankelijk gedacht was jn.l. tegen het einde van 1923) behoeft geen verwondering te wekken. Dat deze uitgave overigens veel belangstelling heeft blijkt uit de vele aanvragen, zoowel uit binnen- als buitenland.

Ter tegemoetkoming in de kosten aan de uitgave verbonden, is ditmaal voor het eerst eenige gelegenheid tot adverteeren gegeven, waarvan door enkele firma’s een dankbaar gebruik is gemaakt. Op deze wijze is het ook niogelijk spoediger een nieuwe (dus bijgewerkte) uitgave het licht te doen zien.

c. De officieele reisgids der Nederlandsche Tramwegen. Uit de groote oplage van den tramgids blijkt, dat deze uitgave door het publiek wel geajiprecieerd wordt. De financieele resultaten zijn dan ook vrij gunstig te noemen. Toch zijn er verschillende factoren, die het leven van het tramboekje bedreigen. In de eerste plaats het verschijnen van een anderen reisgids (n.l. Vonk’s reisgids), welke autobus-, boot- en tramdienstrege.

lingen bevat. Dat deze gids een groote concurrent is voor het tramboekje, waarin het verboden was concurreerende autobusondernemingen op te nemen, spreekt van zelf. Bij schrijven van 19 Februari 1924 werd er dan ook nogmaals de aandacht der tramdirecties op gevestigd, welk gevaar er in school Vonk’s reisgids te steunen. Het spreekt van zelf, dat de tramwegen zooveel niogelijk publiciteit aan hun dienstregelingen willen geven en het behoeft drts niet zoo’n verwondering te wekken, dat. vele trams haar dienstregelingen ook in Vonk’s reisgids lieten opnemen.

Deze ondernemingen zagen echter daarbij waarschijnlijk over ’t hoofd, dat zij door deze handelwijze aan Vonk’s reisgids een grooten voorsprong gaven op den tramgids, welke daardoor misschien genoodzaakt zou worden te verdwijnen. Het ligt voor de hand, dat de beoogde grootere publiciteit hiermede dan tevens zou verdwijnen, ja zelfs, dat de trams genoegen zouden moeten nemen met de plaats welke in Vonk’s reisgids wel voor haar gereserveerd zou worden, afgezien nog van het gevaar, dat een dergelijke particuliere uitgave plotseling van het tooneel kan verdwijnen. Teneinde aan de geschetste bevoorrechting een einde te maken, werd in de algemeene vergadering van 4 April 1924 besloten, dat de trams haar dienstregelingen niet meer ter beschikking van \’onk zouden stellen, terwijl tevens besloten werd de bij de tramwegen behoorende autobusdiensten in den gids op te nemen. Eventueele tekorten op de uitgave ontstaan door de uitbreiding, jl zullen door de trams gedragen worden. Hiermede mag I het voortbestaan voorloopig als gewaarborgd be-I schouwd worden, indien zich tenminste geen nieuwe bezwaren voordoen. Een factor welke voor het bestaan van den gids steeds gevaar oplevert, is de altijd jl opnieuw voorkomende late inzending der dienst-I regelingen. Het publiek mag als eisch stellen, dat de tramgids tijdig verschijnt. Waar het tramboekje voor verschillende ondernemingen tevens de officieele gids is, heeft onze vereeniging den plicht op zich genomen voor tijdige verschijning zorg te dragen. Deze plicht I kan echter slechts behoorlijk ver\mld worden, indien ! alle ondernemingen volle medewerking verleenen, welke hierin bestaat, dat zij er voor zorg dragen, dat haar dienstregelingen op den vastgestelden tijd in het bezit van de samenstellers van den gids zijn en wel in den vorm, zooals zij in het tramboekje gepubliceerd worden.

Ten slotte zij hier nog vermeld, dat bij de uitgave van den a.s. winterdienst getracht zal worden auto- en tramdienstregelingen van ééne onderneming bij elkaar in den gids op te nemen en niet de autobnsdiensten afzonderlijk achteraan zooals in den zomerdienst 1924 is geschied.

De Administrateur.

Jaarverslagen 1923

Eerste Drentsche Stoomtramweg-Maatschappij

Algemeene Mededeelingen. Bij het oj)maken van het verslag over het een en twintigste boekjaar, moet ik doen ojmierken, dat de algemeene toestand voor handel en industrie nog steeds ongunstig is en zijn invloed doet gelden op verkeerswegen als de onze, zoodat we voor de ontvangsten zoowel van het personen- als van het goederenvervoer een achteruitgang hadden te boeken. Door buitengewone inkomsten van het reizigersverkeer over 1922, was een lager ontvangst op dat hoofd