geleider (]:iositieve pool of anode eener electriciteitsbron) in eene ojdossing van chemische zouten, zuren of logen, nader aangeduid als electroliet, wordt gebracht,' en hem tevens de gelegenheid wordt gegeven het electroliet langs een anderen metallieken geleider weer te verlaten, zoodat de stroom zich gedurende eenigen tijd in dezelfde richting door het electroliet kan bewegen, zal zulks tengevolge hebben, dat het electroliet eene chemische verandering in zijne samenstelling ondergaat. De toe- en afvoerende metallieke geleiders van den stroom, de electroden, blijven daarbij editer evenmiu ongewijzigd : op de eene electrode, de kathode, vormen zich metallieke neerslagen rrit het electroliet; hetgeen voor deze geleiders zelf als onschadelijk kaïi worden aangemerkt, doch de andere elect.ode, de anode, wordt chemisch opgelost onder vorming van zouten.

De aardbodem is nu, voor zooveel deze niet uit steenmassa’s, de electriciteit niet geleidende bestanddeelen bestaat, een electroliet, dat bij het doorvoeren van een electrischen stroom de boven-aangeduide veranderingen ondergaat, onder chemische oplossing van een der den stroom aan- en af voerende metallieke geleiders.

.Zoolang slechts geringe hoeveelheden electriciteit naar den aardbodem werden afgevoerd om door dezen hun weg te vervolgen, zooals bij het telegrafeereu op ééndraadsgeleidiugen geschiedt, was dit verschijnsel van weinig beteekenis. Hierin kwam evenwel eene ingrijpende verandering toen de electriciteit meer uitgebreide toepassing vond bij de tractie, het spoor- en tramverkeer. Van de electi'ische centrale wordt daarbij de electrische stroom langs een s])cciaal daarvoor aangelegden geleiddraad, arbeidsdraad, door een raadje of beugel, welke langs dezen draad glijdt, naar de motoren voor de beweegkracht der electrische wagens geleid, om na deze doorloopen te hebben, langs de rails naar de electrische centrale te worden teruggevoerd. Men heeft zoodoende een gesloten electrischen kringverkregen, waarvan theoretisch gesirroken, i. c. alleen nuttig effect zou zijn te verwachten, ware het niet dat de rails welke den stroom moeten teruggeleiden door haar contact met den aardbodem veelal maar al te gemakkelijk aan den stroom de gelegenheid bieden door den aardbodem heen een minder weerstand biedenden weg naar de electrische centrale te nemen. De stroom zal alsdan uiteraard zijn weg kiezen over de zich in den bodem bevindende goed geleidende ijzeren water- en gasbuizen, de metalen buitenbekleeding van electrische kabels voor telegrafie, telefonie en het overbrengen van electrische kracht voor verlichting als anderszins, over rioolgeleidingen en dergelijke. Het zal hierbij meermalen voorkomen, dat de stroom van het eene complex van metalen voorwerpen oj-i een ander overgaat, waarbij dan tevens ijzeren fundamenten van bouwwerken betrokken kunnen zijn, alvorens de centrale te bereiken. Het zijn deze stroomen, aanvankelijk aangeduid als vagabondeerende stroomen, een naam, welke het karakter van den stroom juist aangeeft welke de gevreesde corrosie der metalen in den bodem veroorzaken. Op voorstel van Prof. Hallo is hun naam gewijzigd in ~zwerf.stroomen”, hetgeen men eene meer officieele betiteling zou kunnen noemen.

De in het bereik van de zwerfstroomen komende metaalmassa’s vertoonen aldus steeds een gebied, waar zij den electrischen stroom uit den bodem ojrnemen, het ingangsgebied voor de zwerfstroomen, en een gebied waar zij de stroomen weer aan den bodem afgeven, het uitgangsgebied dezer stroomen.

In overeenstemming met het boven medegedeelde

kan men in het algemeen zeggen, dat metalen voorwerperi in den bodem door corrosie worden verteerd ter plaatse waar deze voorwerpen in een electro-positieven toestand verkeeren met betrekking tot de geleiders waaraan de zwerfstroomen ontsnappen. Wanneer nu, zooals dit gewoonlijk het geval is, de arbeidsdraad van den spoor- of tramweg aan de positieve i)ool van de machine is gelegd, en de rails dus met de negatieve pool der machine zijn verbonden, gelijk in bijgevoegde teekening is geschetst, verkeeren de ondergrondsche metaalgeleiders, buizen of kabels, op de ingangsjdaats van den zwerfstrooin in een electro-negatieven toestand ten opzichte van de rails ; zij vertegenwoordigen de kathode en zijn, afgescheiden van den voren-bedoelden metallieken neerslag, niet aan corrosie onderhevig. Edoch ter plaatse waar deze zwerfstrooin de buizen en kabels verlaat, om door den bodem of langs weer andere geleiders de machine te bereiken, verkeeren de buizen en kabels, als anode, in positief electrischen toestand ten opzichte van de machine der centrale, en worden zij door corrosie verteerd. Ten einde het euvel, dat hierdoor aan de buizen en kabels ontstaat, in te perken, zouden deze metalliek verbonden moeten worden met de negatieve pool van de machine der centrale. Dit is echter niet goed mogelijk, althans zouden de hiermede verbonden kosten onevenredig hoog worden, daar de bedoelde buizen en kabels zich in den regel op grooten afstand van de centrale bevinden.

Maar bovendien is dit huljmiiddel niet afdoende, omdat de zvverfstroomen de buizen en kabels niet in hun geheel zullen verlaten ter ]>laatse, waar de metallieke verbinding met de machine der centr.ile is tot stand gebracht. Een gedeelte toch zal steeds trachten ook op andere punten te ontsnajjpen, en ojr die ])unten wederom hun nadeeligen invloed doen gevoelen.

Een meer afdoeud middel ware de rails door retourkabels te veroinden met de electrische centrale, waardoor de afgewerkte stroom naast den railweg nog een tweeden, eventueel derden korteren weg, en zelfs nieer dusdanige wegen vindt, welke hem, minder weersland biedende dan andere zich los van de rails in den bodem bevindende geleiders, eene gemakkelijke gelegenheid bieden de centrale te bereiken. Deze werkwijze vindt ook inderdaad toepassing, zij het ook niet ter vermindering van het corrosie-gevaar, doch in het belang van het trani-bedrijf zelf, waarop hier verder .niet zal worden ingegaan.

De hoeveelheid opgeloste en weggevoerde metaal is, volgens de wet van Earaday, evenredig met de door de electroden in het electroliet, d. i. hier de aarde, gevoerde hoeveelheid electriciteit. Gaat dus door de plaats waar de stroom uit de anode-electrode in het electroliet treedt, gedurende I secunden een stroom i, dan is de .hoeveelheid tot zout metarl, anodemetaal : M « it, waarin n het electrotechnisch equir valent van het metaal voorstelt, welke waarde evenredig is met het atoom-gewicht en omgekeerd evenredig met de valentie of affiniteit van het element, i.c. het metaal van de electrode.

Van overwegend belang is hierbij natuurlijk de grootte van de opi)ervlakte, waarover eene bepaalde hoeveelheid stroom uit de als anode werkende electrode in het electroliet treedt, omdat hierdoor de dikte van de vernielde laag bepaald wordt. Deze dikte van de aangevreten nietaallaag is een maat van, het gevaar, waaraan de metaalgeleiders (kabel, buis, enz.), als anode, in de aarde, tengevolge van de zwerfstroomen is blootgesteld.

Duiden wij met j aan de stroomsterkte per oppervlak-