De weg- en railautotrein, (Het autospoorstelsel.)

De evolutie van de (inter-) locale verkeersmiddelen heeft in de jaren, die nog slechts kort achter ons liggen geleid van de paardentram naar stoomtram en electrische tram, van diligence naar autobus, van stoomtram en autobus samen naar de motortram, welke laatste echter weer niet beschouwd mag worden als een autobus op rails zonder meer. Zij heeft een door velen als faux pas beschouwden stap gedaan in de richting van wegtreinen zonder rail. Als noodmaatregel hebben wij ook hier te lande op verschillende plaatsen de railtram, getrokken door een buiten de rails loopende Ford, zien opduiken. Die laatste vorm van tractie, uit nood ontstaan, zal wel het aanzijn hebben geschonken aan de poging, die wij in de Verkehrstechnik beschreven vonden, om tot een algemeener gebruik der meer technische toepassing te komen, tot de zoo te noemen weg- en railautotrein.

De korte inhoud van het bedoeld artikel in de \’erkehrstechnik luidt als volgt:

Het autospoor-stelsel van den weg- en railautotrein is een samenvoeging van straatweg en spoorweg. Een gewone automobiel is met zijn voorgedeelte opeen in de rails loopenden veldspoorwagen geplaatst, die er zelfs in de nauwste bogen zoodanige besturing aan geeft, dat de auto-achterwdelen (drijfwielen) steeds aan beide zijden van het s])oor o]) den grond loopen, of wel op de aan weerszijden buiten het spoor liggende ballaststrooken, waar deze wielen, dank zij de sterke wrijving der gummibanden, groote trekkracht ontwikkelen.

Alle onderdeelen, die geen arbeid verrichten, dus het automobiel-voorgedeelte en alle aangeko])j)elde goederenwagens, rollen, trekkracht besparend over een licht en weinig kostbaar spoor.

De automobiel kan gemakkelijk op- en afgelicht worden en dus ook vrijloopend naar verkiezing, voor gewone doeleinden worden gebruikt. Hierdoor worden auto en spoor rationeeler benut dan door een enkelen auto op straatwegen of door een spoor met locomotieftrekkracht.

De toepassing wordt dan veelzijdiger en de verrichte tractiearbeid grooter.

Op weeken grond (bosch, bouwland) wordt, inplaats van een auto, een tractor met rupsrolbeweging gebezigd, die automatisch gestuurd en bij ontsporing ook automatisch gestopt wordt, wat den bestuurder ontlast en een hul])kracht onnoodig maakt.

Een spoorwegaanleg is strategische lijnen uitgezonderd een zakelijke onderneming en behoort daarom niet alleen genoeg overschot voor rentebetaling en schulddelging, maar ook winst op te leveren.

Dit is alleen mogelijk wanneer het vervoer zoo druk is dat, bij toepassing van de met het oog op andere drukke vervoermiddelen zoo laag mogelijk gehouden tarieven, meer geld ontvangen wordt, dan bedrijfskosten en rentebetaling vereischen, dus de omzet in gunstige verhouding tot het belegde kax>itaal staat.

Men kan daarom het risico van een spoorwegaanleg enkel dan op zich nemen, wanneer de aanlegkosten en iritgaven Voor wegonderhoud en bedrijf zoo gering beloven te worden dat zij, zoowel als de rentebetaling.

door de te verwachten bedrijfsontvangsten stellig zullen kunnen worden bestreden.

Terwijl het reeds moeilijk is, om de te verwachten kosten van aanleg, van den geregelden dienst en van het onderhoud nauwkeurig vast te stellen, is het vooral bezwaarlijk om betrouwbare cijfers voor de rentabiliteitsberekening van het verkeer te vinden.

Het zijn bijna steeds slechts ramingen, of in getallen uitgednrkte goede verwachtingen, dat het vervoer zich wel voldoende ontwikkelen zal om een toereikende rentabiliteit te verzekeren.

Deze hoop nu wordt helaas zeer dikwijls niet vervuld en de spoorwegonderneming gaat dan een des te ergeren lijdenstoestand tegemoet, hoe grooter het aanlegkapitaal was.

Dan moeten de tarieven worden verhoogd om zich met moeite staande te kunnen houden ; hierdoor neemt echter weder het vervoer af.

Om deze redenen nam men reeds jaren geleden daar waar geen sterk verkeer te verwachten was, zijn toevlucht tot smalspoorlijnen, vooral in bergachtige streken waar norniaalspoorlijnen buiten verhouding duur uitvallen.

Waarom zijn nu normaalspoor en ook smalsjmorwrijvingss])Oorwegen zoo kostbaar ? Bij eiken spoorwegaanleg doen twee eischen hun invloed gelden, die menigmaal tegen elkaar indruischen

De ingenieur, die den aanleg moet uitvoeren, zal het tracé wenschen te ontwerpen zooals de terreingolvingen .aangeven, zoodat geen sterke stijgingen en scherpe bogen, zoo min mogelijk oidroogingen, ingravingen en kunstwerken noodig, aanleg en onderhoud dus min kostbaar worden en het ook mogelijk zijn zal, om met lichte, dus goedkoopere, locomotieven in den dienst te voorzien.

De trekkracht eener wrijvingslocomotief, waarbij, wegens de geringere wrijving van ijzer oj) ijzer de wielen op de spoorstaven geniakkelijk tot glijding overgaan, bedraagt slechts 15 tot 20 %, bij ijzel zelfs niet meer dan 5 % van haar wrijvingsgewicht.

Wel is waar vereischt 1 t treingewicht op sporen ook slechts 10 kg trekkracht ; echter verlangt elke vermeerdering der helling met l“/go weder 1 kg meer trekkracht.

Om b.v. 40 t op de vlakke baan voort te bewegen heeft men slechts 400 kg trekkracht noodig ; heeft het spoor evenwel een helling van 50“/qq, dan zijn er 40 (10 -)- 50) = 2400 kg trekkracht benoodigd, wat een locomotief-wrijvingsgewicht van minstens 12 tot 17 t vereischt, zoodat als bruto-treingewicht slechts rond 23 tot 28 t overblijven.

Een zoodanige locomotief, die b.v. in Oostenrijk met Dieselmotor ingericht rond 45000 D. Reichs-Mark kost, heeft echter 8 tot 9 tasdruk, vereischt dus een zwaar en duur spoor van 10 tot 20 kg railgewicht per m, stevige, kostbare kunstwerken enz.

Het onderhoud van weg en werken wordt dan duur en ook het bedrijf kan niet goedkoop uitvalllen, doordat immers van het treingewicht op den dooden last der machine komt.

Hierom wil men, waar slechts mogehjk, hellingen vermijden.

De belanghebbende, die de spoorlijn exploiteeren wil, heeft weder andere wenschen.

Allereerst wil hij daarmede spoedig beginnen en niet eerst na een jarenlangen tijd van aanleg. Ging men alleen met hem te rade dan zou men de lijn, zonder te letten op de eigenaardigheden van het terrein, bergop, bergaf aanleggen, zóó dat alle in de