(Vervolg van pag. 388).

op. Daarna trad een rustige ontwikkeling in. Het aantal busbedrijven steeg in het jaar 1926 met drie en in het jaar 1927 met 4 stuks. Op het oogenblik zijn er in Westfalen 21 en in het Rijnland 26 van dergelijke ondernemingen werkzaam. Bij dezen ontwikkelingsgang streefden de locaalspoor- en tramwegen even als hun gemeentelijks aandeelhouders er naar hun bestaand verkeersgebied, zooals zich dit door den aanleg van hun lijnen ontwikkeld had, te behouden en door het in exploitatie brengen van de nieuwe buslijnen te voltooien en uit te breiden. Dit was een rechtvaardig streven, terwijl het voor het nieuwe verkeersmiddel nog dit groote voordeel had dat het in handen kwam van ervaren ondernemers, welke reeds op vervoersgebied werkzaam waren en daar hun sporen hadden verdiend. Bovendien kon door het nieuwe vervoermiddel gebruik gemaakt worden van allerlei reeds aanwezige inrichtingen zooals wagenhallen.

werkplaatsen, administratiegebouwen enz. Daar kwam nog bij dat ook de vermeerdering van personeel op de meest economische wijze kon plaats vinden.

Onder de 47 ondernemingen in Rijnland en Westfalen bevinden zich 22 locaalspoor- en tramwegen die het busbedrijf zelf uitoefenen. (No. i, 3,4, 6,7, 9, 10, n, 14, 15, 17, 19, 20, 22, 24, 28, 31, 33, 40, 41, 43 «1 44 der vorenstaande lijst).

Dertien speciale busmaatschappijen werden met een eigen kapitaal opgericht, welke echter met de locaalspoor- en tramwegen een personeelunie aangegaan hebben en hetzelfde personeel en dezelfde inrichtingen gebruiken. (No. 5, 12, 13, 16, 18, 22, 23, 25, 35, 37, 38, 39 en 46 van vorenstaande lijst).

In twee steden (no. 27 en 34) werd het omnibusbedrijf bij het gemeentelijk wagenpark ingelijfd, in een andere streek bij het gemeentelijke electriciteitsbedrijf (no. 8), terwijl er tien nieuwe busbedrijven ontstonden, welke zich niet bij reeds bestaande ondernemingen aansloten. (No. 2, 21, 26, 29, 30, 32, 36, 42, 45 en 47).

De eerste aaneensluiting der communale ondernemingen werd in Westfalen daardoor tot stand gebracht, dat in het voorjaar van 1925 de besturen van provincie en

Steden, de kamers van koophandel en de locaalsporiren tramwcginaatschappijen tezamen de , .Kraftverkehrs A. G. W’estfalen" als zuivere holding-company oprichtten teneinde in die provincie een uniforme ontwikkeling van het busverkeer te verkrijgen en de bestaamle busondernemingen bijeen te houden, te adviseeren en te steunen. Een soortgelijke aaneensluiting was reeds aan den Rijn ontstaan bij de „Rheinische A. G.” te Keulen. Daarenboven hadden zich eenige ondernemers in het Rijnsche Industriegebied aaneengesloten, teneinde elkaar te steunen door middel van uitwisseling van opgedane ervaringen.

Deze parallel loopende pogingen voerden in het jaar 1926 tot de oprichting van een nauwer aaneengesloten vereeniging waaraan de naam werd gegeven van ~i\rbeitsgemeinschaft für den Kraftverkehr”. Hierbij sloten zich in den loop van het jaar 1927 nog aan de volgende ondernemingen: ~Kraftverkehr Göttingen”, ~Kraft

verkehr Geile” en de , ,Nordhausen-Wernigeroder Eisenbahn”. De vereeniging omvat thans 50 maatschappijen. Het bestuur en de bedrijfsleiding werd voorloopig door keuze voor één jaar opgedragen, daarna voor den tijd van drie jaar in handen gelegd van de leiding van de ~Kraftverkehrs-A.G. Westfalen”. De ~Arbeitsgemeinschaft” beoogt voor hare leden te zijn een vereeniging waarin zich alles concentreert.

Zij is belast met het verzamelen en uitwisselen van bedrijfservaringen en treedt naar buiten op voor het behartigen van de belangen der aangeslotenen. De zetel van het bestuur is gevestigd te Dortmund. In de lijst vindt men de namen van de ondernemingen welke lid zijn van de ~Arbeitsgemeinschaft für den Kraftverkehr”.

Uit bovenstaande figuur kan men zien hoe het verkeer zich ontwikkeld heeft.

Ingestelde beroepen tegen autobusconcessies.

In de Staatscourant van 29 November lezen wij:

De waarn. voorzitter der afdeeling van den Raad van State voor de Geschillen van Bestuur roept bij deze naar aanleiding van art. 38 der wet van 2i December iß6i