Zijn wegens het gebruik van breede bussen op smalle wegen bijzondere maatregelen voor de veiligheid noodig, dan behooren deze te worden getroffen krachtens de Motor- en Rijwielwet.

Omtrent het bedoelde Zuidhollandsche geval is beroep aanhangig bij de Afdeeling voor de geschillen van bestuur van den Raad van State, zoodat de ondergeteekende zich zijne meening vooralsnog behoort voor te Irehouden.

De ondergeteekende ziet niet in, waarom deze Afdeeling bij dit onderwerp minder dan bij tal van andere van den meest verscheiden aard zou zijn opgewassen tegen liare taak. Ten aanzien van eene commissie met beslis.sende bevoegdheden vindt hij geen reden om thans terug !e komen van de meening, uitgesproken op bladz. i der .Memorie van Antwoord van 30 Maart 1926 (1925—1926 – – 82), en voor zooveel om bijzondere redenen aan andere adviezen dan de langs den gewonen weg verkregene behoefte mocht worden gevoeld, verwacht hij zich te kunnen vergenoegen met de uitnemend gebleken adviezen der commissie-Patijn.

Blijkens gevallen beslissingen kunnen begin- en eindpunt der diensten in de vergunning worden bepaald. Wordt op die punten standplaats op openbaar terrein begeerd, dan zal de vergunninghouder zich naar de gemeentelijke voorschriften hebben te gedragen.

De wenschelijkheid van verdere keuringsvoorschriften z;.l worden overwogen, nu aanvulling of herziening van den algemeenen maatregel van bestuur definitief ter hand dient te worden genomen. De tijd hiervoor is aangebroken, sedert de voorschriften der Motor- en Rijwielwet in zake rijvaardigheid onlangs in werking zijn getreden.

Het uitgeven van reisgidsen rekent de ondergeteekende voor autobussen evenmin als voor spoor- en tramwegen en stoombootdiensten tot de taak van zijn Departement.

Spoorwegen

Ook al mogen de bedrijfsuitkomsten over het jaar 1926 gunstig genoemd worden, het blijft toch gebiedend noodzakelijk om groote zuinigheid in acht te nemen, daar, zoowel wat het personen- als wat het goederenvervoer betreft, in verband met auto-concurrentie en tariefverlaging nog geenszins een min of meer zekere evenwichtstoestand is bereikt.

r \"oor de beantwoording van de vraag, of met de be-i zuinigingen niet al te ver wordt doorgegaan, heeft een# vergelijking van het aantal afgelegde treinkilometers,| vervoerde reizigers en wagenladingen goederen in be-; paalde jaren met het aantal in die jaren in dienst zijnd# ambtenaren en beambten weinig waarde. Hierbij m#g| met voorbij gezien worden, dat onderscheidene maat-| regelen, zooals de opheffing van de bewaking van over-i wegen, de economischer rembediening bij goederentrei-! nen, gemechaniseerde en gecentraliseerde werkmetho-1 den, enz. tot werkvermindering en de herziening van d# regeling der dienst- on rusttijden bij Koninklijk besluit, van 28 Februari 1922 (Staatsblad no. 93) tot beperking: van personeel geleid hebben. De behoorlijke en regelma-i tige uitoefening van den dienst behoeft thans niet mindefl gewaarborgd te worden geacht clan in 192k

Voor bezorgdheiti, dat de Nederlandsche Spoorwegen bezwarende overeenkomsten met nevenbedrijven aangaan, bestaat geen reden. De uilkeering van 23,8 pet. (niet pet.) van de opbrengst van het rechtstreeksch goederenvervoer aan L. T. M. is gegrond op de werkelijk door N. S. en L. I . M. gedurende eenige jaren genoten opbrengsten bij verdeeling volgens kilometrisehe afstanden. Er is hier uitsluitend ge.streefd naar de aanwending van een practische, eenvoudige en veel werk besparende

afrekeningsmethode, zoodat van het gevreesde euvel geen sprake is. Ook de regeling met de Nederlandsche 'hramwegmaatschappij beoogt slechts eene vereenvoudiging in de onderlinge afrekening. Het rapport omtrent de afschrijvingen zal worden overgelegd bij een wetsontwerp tot bekrachtiging van overeenkomsten met S.S./H.S., dat het Departement reeds heeft verlaten.

Personeel.

De Nederlandsche Vereeniging van Locaalspoor- en tramwegen heeft voorstellen gedaan inzake de pensioenregeling van tramwegpersoneel. Die voorstellen, waarbij in niet geringe mate op Rijkshulp wordt gerekend, zijn in onderzoek.

Aan een ambtenaar der Noord-Zuid-Hollandsche framweg-Maatschappij is door den Directeur geweigerd de ingevolge het Reglement Dienstvoorwaarden 1924 vereischte vergunning om het lidmaatschap van den raad der gemeente Haarlem te aanvaarden. Bedoelde Directeur is bij zijne beslissing geleid door de overweging, dat het lidmaatschap van den raad eener gemeente als Haarlem, zóóveel tijd en gedachten in beslag neemt, dat eene benadeeling van de uitvoering zijner dienstbetrekking ernstig te vreezen is. De Directeur heeft daarbij in de eerste plaats het oog gehad op de vele, gedurende de bureau-uren te houden raadsvergaderingen, voorts op de commissievergaderingen en op de voorbereiding, doch vervolgens ook op de consequenties van een dergelijk lidmaatschap, een steeds groeiende beslaglegging op den tijd van het betrokken lid, aan wiens betrekking een zekere leiding verbonden is. Waar mogelijk, wordt bij die maatschappij het bekleeden van het lidmaatschap van openbare bestuurslichamen staan, hetgeen moge blijken uit het feit, dat de betrokken ambtenaar eenige jaren lid is geweest van den raad der zooveel kleinere gemeente Schoten.

Onder deze omstandiglieden kan de ondergeteekende geen aanleiding vinden tot aanwending van den gewenscbte invloed.

Motortr e i n e n.

Op de tramwegen op Ziiid-Beveland doen motorrijtuigen dienst, voorzien van een Diesel-motor, terwijl in het oosten des lands motorrijtuigen, uitgerust met benzinemotoren worden eebezigd. Eerstgenoemde zijn een uitvinding van den laatsten tijd. Als brandstof wordt olie gebezigd, die goedkooper is dan benzine en belangrijk minder brandgevaar oplevert. Vertrouwd wordt, dat de ~kinderziekten”, welke bij elk nieuw vervoermiddel in den regel moeten worden overwonnen, thans ook hier te boven zijn of zullen worden gekomen.

Veiligheid t r a m w e g v e r k e er.

VMn zeer primitieve beveiligingsmiddelen bij de intercommunale tramwegen is niets gebleken. De beveiliging bij de Gooische Stoomtram met een uitgebreide telefooninsta.llatie wordt voldoende geacht. Het ongeluk te Laren is aan een misverstand toe te schrijven. Het dispatching-systeem met de kruisingsvoorschriften bij de Rotterdamsche Tramweg-Maatschappii voldoet aan hooge eischen. De in het Voorloopig Verslag bedoelde onregelmatigheid tusschen Klaaswaal en Middelsluis is toe te schrijven aan niet naleving van de voorschriften.

Ingevolge artikel 72 van het Tramwegreglement zijn tramwegbestuurders verplicht aan den Rijksambtenaar, met het dagelijksch toezicht belast, kennis te geven van alle feiten, die de veiligheid van het verkeer over den tramweg in gevaar hebben gebracht, ook dan wanneer daaruit geenerlei noodlottige gevolgen zijn ontstaan, alsmede van alle ongevallen, waarbij personen worden