gedood of gewond. Deze gegevens zijn tot nu toe nog niet in statistischen vorm verzameld.

Naar de ondergeteekende verneemt, heeft de Commissie, welke het ongeval te Laren onderzoekt, dit onderzoek niet uitgestrekt tot andere tramwegen. Dit was haar ook niet opgedragen.

In het algemeen kan de voorziening omtrent de veiligheid bij tramwegen (het Tramwegreglement) doeltreffend genoemd worden. Blijkt het, dat getrouwe naleving te wenschen overlaat, dan wordt daarop aanmerking gemaakt door het Rijkstoezicht, dat in ernstige gevallen proces-verbaal tegen den overtreder opmaakt.

Het remvermogen staat m nauw verband met de snelheid, waarmede gereden wordt. Wordt de toegelaten snelheid overschreden, dan is het mogelijk, dat de reminstallatie te kort schiet in vermogen. Van handrem is in het algemeen nog voorzien het materieel van die tramwegen, die de snelheid nog niet boven 20 K.M. per uur hebben opgevoerd. Het zijn de Stoomtramweg-Maatschappij Oldambt-Pekela, de Geldersch-Overijsselsche Stoomtram-Maatschappij, de Geldersch-Westfaalsche Stoomtram-Maatschappij, de Stoomtram ’s-Hertogenbosch—Helmond—Veghel—Oss, de Tramweg-Maatschappij de Meijerij, de Hollandsche Buurtspoorwegen, de Stoomtram Antwerpen—Bergen op Zoom—I holen, de Stoomtram Hulst—Walsoorden, de Stoomtram Bresken^—Maldeghem en de Tramweg Hansweert-Vlake. Hierbij moet echter in het oog worden gehouden, dat vele van deze tramwegen het personenverkeer bedienen met benzine-motorrijtuigen en reeds beschikken over enkele locomotieven, welke van een vacuumreminstallatie voorzien zijn.

Op inachtneming van de grootst toegelaten snelheid wordt geregeld toezicht gehouden door de ambtenaren van het Rijkstoezicht. Ingevolge het bepaalde in art. 10 van de Locaalspoor- en Tramwegwet zijn bovendien de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren bevoegd daarop toe te zien.

Goncentratie tramwezen.

Onder nadere verwijzing naar hetgeen werd opgemerkt op blz. 24 der Memorie van Antwoord betreffende hoofdstuk IX der begrooting 1926, herhaalt de ondergeteekende, dat het streven naar meer concentratie bij het tramwezen zijn instemming heeft en zooveel mogelijk wordt bevorderd.

Het ware echter minder billijk de z.g. brandstoffensubsidies te bezigen als prikkel tot concentratie, omdat deze verleend worden als tegemoetkoming in de personeelslasten.

De leiding van de onderhandelingen in zake de bedoelde concentratie van tramwegen in Gelderland werd in handen gelegd van den Hoofdinspecteur Generaal der Spoor- en Tramwegen, die reeds verschillende besprekingen met belanghebbenden hield en thans een definitief voorstel voorbereidt.

Concentratie van tramwegen in Drenthe is, voor zoover den ondergeteekende bekend, nog niet ter sprake gekomen. Wel zijn aansluitingen op en vereeniging van emplacementen tot stand gekomen, waardoor overgave en doorvoer van rollend materieel en goederen mogelijk is geworden, en zijn ten deele reeds doorvoertarieven in gemeen overleg opgemaakt.

Commissie tot onderzoek Rotterdamsche T ramwegmaatschappij.

Sedert het verschijnen van bet eerste gedeelte van het verslag van bedoelde commissie, is in vele opzichten door de Directie der R. T. M. tegemoet gekomen aan gebleken bezwaren en zijn klachten, als voorheen geuit,

uitgebleven. Verschillende der in het tweede gedeelte van het verslag, opgesomde verbeteringen, zijn achtereenvolgens reeds tot stand gekomen, zoodat zonder nadere preciseenng niet duidelijk is, wat met de gestelde vraag bedoeld wordt. Voor zoover men het oog mocht hebben op wijziging van het net dezer onderneming van zoodanigen omvang, dat het karakter zou veranderen, en daarvoor groote kapitaaluitgaven en dus hulp uit de openbare kassen noodig zouden zijn, moet worden opgemerkt, dat van eenige neiging der naast belanghebbenden tot medewerking m dezen zin niets is gebleken.

Concessievoorwaarden tramwegen.

Voor overweging, of aanleiding bestaat tot verlichting van bezwarende tramconcessievoorwaarden in gevallen, waarin vergunning is verleend voor autobusdiensten, die aan bestaande tramwegen afbreuk doen, zal de tijd eerst gekomen zijn, als in zake de verleening en de uitvoering der autobus-vergunningen een meer definitieve toestand is ingetreden.

Bovendien behoort, daar met de bezwarende verplichtingen wel gedoeld zal zijn op de personeelbepalingen der concessies, in het oog te worden gehouden, dat ter tegemoetkoming daaraan door de tramwegondernemingen subsidie wordt genoten.

Sijdrage tot de vraag: Tram of Omnifus. Een bericht over de ervaringen in Amerika.

Daar het ook in Europa niet ontbreekt aan velerlei pogingen om de autobus zoowel in het stads- als in het intercommunale verkeer tot de grootst mogelijke toepassing te brengen, willen wij, aangezien ervaringen van langoren duur bij ons nog met aanwezig zijn het een en amler mededeelen over hetgeen van uit Amerika tot ons komt. Wij ontleenen deze mededeelingen aan een artikel van B. J. Budd, verschenen in ~Proceedings of the American Society of Civil Engineers” van Mei 1927, (overgenomen in ~Wrkehrstechnik” van 24 juni 1927).

Ook in Amerika verheugt het nieuwe vervoermiddel zich in een stijgende belangstelling. Men is daar echter, ook dank zij de welwillende houding van de overheid, in het bezit van meerdere ervaringen welke als het ware reeds een gesloten geheel vormen, zoodat men er minder kans heeft om fouten te maken als in Europa. Ook hebben de Amerikanen de zaken dikwijls anders aangepakt als bij ons. De bedreigde verkeersondernemingen i.c. spoor- en tramwegen hebben daar veelal getracht den concurrentiestrijd met de autobussen door samenwerking te beëindigen op een wijze die voor beide partijen bevredigend te noemen is.

Volgens Budd is de hoofdoorzaak van de snelle toename van het aantal autobussen een gevolg van de voorliefde welke het publiek voor dit vervoermiddel aan den da.g gelegd heeft. Deze voorliefde is waarschijnlijk ontstaan tengevolge van het toenemend gebruik van de particuliere auto.

Het gemak dat de particuliere auto bezit, is tot het groote publiek doorgedrongen. Dit heeft gemeend dezelfde gemakken, wellicht nog in grootere mate, ook in d.’ autobus aan te treffen en de fabrikanten van deze vervoermiddelen welke zich tot het uiterste inspannen hebben gepoogd de bussen zooveel mogelijk aan deze verwachtingen te doen beantwoorden.

Hoe of men ook de toekomstige mogelijkheden van de autobus beoordeelen mag, in het belang van het algemeen is het noodzakelijk dat men tot een samenwerking probeert te komen van alle verkeersmiddelen met het doel om aan ieder verkeersmiddel dat vervoer toe te kennen dat hetzelve het beste past. Een geschikte oplossing van de hangende problemen mag in de eerste plaats