heeft gekend, iiebben een reeks winkelhuizen gestaan, waarvan niet veel anders dan de mozaïkvloeren zijn bewaard, waarin op kunstvolle wijze afbeeldingen zijn vastgelegd, die aanduiden welke handel in het huis werd gevoerd.

Inderdaad, als men te midden van deze weer aan het daglicht gebrachte resten van zoo oude glorierijke tijden rondwaart, kan men de passie begrijpen, die menigeen bevangen heeft om aan dit schattendelven mede te doen en onwillekeurig vraagt men zich af, als men door die oude straten loopt, wat daar misschien wel onder begraven ligt, steden of dorpen waarvan de geschreven geschiedenis niet gewaagt en waarvan wij nog heelemaal niets weten.

Er is echter wel eenige reden om van een passie te spreken, een kostbaren hartstocht, waarvan het de vraag is of ’smenschen arbeid wel voldoende belooning in die oude zaken vindt en die de gedachte doet opkomen of een wetenschappelijk onderzoek naar de geheimen ~tusschen hemel en aarde” niet van veel meer belang is. Hoeveel van die schatten, waarvan meer dan twee honderd jaar geleden Shakespeare sprak, zijn er sindsdien ontsluierd? Gelukkig leeft Italië niet alleen van het verleden, en kan men de nieuwe pogingen van Mussolini om de oude praal te herstellen, beschouwen als een poging om zijn land een krachtige stimilans te geven, gelukkig ook kan Italië op zijn groot aandeel in de verovering van de lucht wijzen en met trots de naam van Marconi noemen. Maar of het diè dingen wel zijn, waaraan de groote schrijver dacht, toen hij het had over geheimen, waarvan men zelfs nog niet gedroomd had?

Het officieele diner, wederom in Hotel Excelsior aangeboden, vond Zaterdagavond plaats. Wat daar gesproken is, is voor schrijver dezes en zeer vele andere gasten, volkomen ongehoord gebleven. In de zijzalen toch drong daarvan geen ander geluid door, dan het onverstaanbaar gekraak van een luidspreker, dien weldra het zwijgen werd opgelegd. Natuurlijk waren in de hoofdzaal de regeeringsvertegenwoordigers en andere autoriteiten geplaatst. Gelukkig kan hier de redevoering van onzen afgevaardigde, den heer ir. J. J. Stieltjes, Inspecteur-Generaal van het Rijkstoezicht op de Spoorwegen, in haar geheel worden weergegeven.

Monsieur Ie Président. Mesdames, Messieurs

L’ingénieur ou en général Ie technicien ne connait pas de hornes, sa Science et son travail sont international et toujours il s’efforce d’agrandir Ie terrain de son activité et de passer les limites j’usqu’ici connus.

II cherche partout la nournture pour apaiser sa faim technique et il Ie trouve surtout aux congrès techniques et internationaux. Pour rester a la hauteur de sa Science il a besoin de discuter avec ses collègues venus de toutes les différentes parties du monde, les nombreuses questions intéressantes de sa spécialité.

I-'ig- 5- . Vloermozaiek van een der handelshuizen op het Plein der Gilden.

Pour plusieurs de vos membres c’était donc certainement bien désagréable que les rélations collégiales et même souvent amicales devaient être suspendues pendant presque seize ans, mals la décision que I’union était obligée de prendre a rompre les liens, existant pendant beaucoup d’années, était pour eux encore plus pénible.

Je suis heureux que mes compatriotes ont pu être Ie trait d’union entre les deux parties séparées et que I’association neerlandaise de chemins de fer d’intérêt local et de tramways a pris I’initiative qui a mené au rétablissement de I’union d’avant la guerre.

Je vous prie, monsieur Ie Président de bien vouloir voir en ma présence la preuve que mon Gouvernement approuve vivement cette réunion.

Pour moi je suis sure que cette réunion rendra vos congrès de nouveau réellement international, ne donnera que de satisfaction, contribuera au salut des peuples et consolidera la paix.

Je bois a la prospérité de I’union régénerée

Het is zeer verheugend, dat in deze korte en duidelijke toespraak met een enkel woord gewag is gemaakt van het werk der Nederlanders voor het herstel der oude Union. Naar mij gezegd werd, heeft ook de president niet nagelaten met een enkel woord daarop te wijzen. Overigens echter kan men wel zeggen, dat er van dien verdienstelijken arbeid al heel weinig notitie is genomen en het deed dan ook wel pijnlijk aan, dat men voor dezen officieelen avond zelfs nagelaten had, den voorzitter van onze Vereeniging een plaats in de hoofdzaal aan te bieden.

Men zou zoo zeggen, dat een gering bewijs van erkentelijkheid toch wel het minste was, dat men had mogen verwachten.

Thans is het banket voor de zijzaalgasten een penitentie geworden, omdat men tijdens de redevoeringen in de hoofdzaal, de bediening geheel gestaakt had en dus de gasten daar een ongedachte, ongevulde pauze van bijna een uur te verwerken kregen, die er bij velen maar slecht in ging. Ten slotte ging men maar eens een kijkje nemen in de gang van de hoofdzaal, om te zien hoever men daar was en om van dichtbij het strijkje de redevoeringen te hooren besluiten met een mengseltje van volksliederen, waarin de neutraliteit en de zuivere internationaliteit nog niet te vinden waren. Aan het slot van den avond kwam als verrassing een vertooning van een film die van de congressisten in de afgeloopen dagen was gemaakt en waarop zelfs het levende beeld van de excu'-sie van denzelfden dag niet ontbrak!

Zondagmo’gen liep de congreszaal in het Palazzo Doria weldra vol en hadden zich ook tal van dames onder de vergaderden gemengd. Nadat de laatste lezing beëindigd was, ving de algemeene vergadering aan, waarin de gewone zaken behandeld werden, de voorgestelde bestuursuitbreiding plaats had en de 'aftredende bestuursleden, onder wie de heer ir. J. W. van der Vegt van Nederland, werden herkozen.

Van meer bijzonder belang was de bespreking over de vraag in welk land het volgende congres in 1930 zou plaats vinden. De regeeringsafgevaardigde van Polen herhaalde hier zijn uitnoodiging om daarvoor zijn land aan te wijzen en verklaarde dat Warschau alles in het werk zou stellen om een behoorlijke ontvangst te verzekeren. Tot ons groot zij het niet geheel onverwacht genoegen stond daarop de heer Stieltjes op, om namens