Deze sterke toename is, behalve aan de betere weersgesteldheid, mede te danken aan het toenemend gebruik van de nieuwe rietsoort P.O.J. 2878, die een grooter rendement geeft dan de overige rietsoorten, welke vroeger uitsluitend uitgeplant werden.

De dertig langs onze lijnen afvoerende suikerfabrieken produceerden 6.800.000 picols tegen 5.230.000 picols in 1926, of 30 pCt. meer.

Voor den suikerhandel was 1927 daarentegen, evenals trouwens voor den geheelen productenhandel, minder voorspoedig tengevolge van de groote prijsdaling in den loop van het jaar. Verscheidene faillissementen, waaronder belangrijke, waren hiervan het gevolg. De opbrengst der invoerrechten op Java en Madoera steeg van ƒ48.000.000 tot ƒ52.200.000. De gezondheidstoestand was in ons verkeersgebied bevredigend ; epidemieën kwamen daarin niet voor. Hieronder volgt het gebruikelijk vergelijkend overzicht der opbrengsten over het verslagjaar en de beide voorafgaande jaren.

De opbrengst vermeerderde met ƒ347.295. De meerdere opbrengst is uitsluitend te danken aan de toeneming der opbrengst van het goederenvervoer, daar de opbrengst van het reizigersvervoer wederom en wel met ƒ 52.016, achteruitliep. Deze achteruitgang komt geheel voor rekening van de hoogere klassen. De opbrengst van deze nam als volgt af: iste klasse ƒ 1.705 ; 2de klasse f 10.599; klasse ƒ73.394.

Het vervoer in de Inlandersklasse nam daarentegen zeer toe, van 5.419.000 reizigers in 1926 tot 6.414.000, terwijl de opbrengst vermeerderde met ƒ33.682.

Met ingang van i Juli werd gevolg gegeven aan het in het vorig verslag vermelde voornemen om ook op de baanvakken, waar voor de 3de klasse en de Inlandersklasse nog niet tot het vóóroorlogstarief was teruggekeerd, tot dit tarief terug te keeren. Daarna was op het geheele net voor deze klassen het vóóroorlogstarief weer van kracht.

De meerdere welvaart en de algemeene doorvoering van het lagere vóóroorlogstarief van i cent per kilometer voor de Inlandersklasse moeten worden aangemerkt als de oorzaken van de sterke toeneming van het vervoer m die klasse.

De verwachting, dat ook de 3de klasse door den terugkeer tot het 30 pCt. lagere vóóroorlogstarief eene toeneming van het vervoer zou te zien geven, werd echter met vervuld. Het aantal reizigers ging zelfs achteruit van 371.300 tot 334.800.

Opbrengsten 1925 1926 1927 Reizigers ƒ 1.819.599 ƒ 1.755.850 1.703.834 Bagage 38.180 39018 JJ 40.031 Bestelgoederen .... 145-365 » 135.812 JJ 129.996 Vracht- en ijlgoederen . JJ 3-7°>-533 J» 3.520.442 3-924-751 Diversen 132.440 V 127.175 126.980 T otaal . . . ƒ 5-837-II7 ƒ 5.578-297 ƒ 5-925-592

Dit moet worden toegeschreven aan de sterke autobusconcurrentie langs de hoofdlijn. De tram was daarbij in zooverre in het nadeel, dat zij gebonden was aan de maximum-snelheid van 45 kilometer per uur. De autobussen hebben in dat opzicht veel meer vrijheid ; zij maken daarvan misbruik door sneller, vaak zelfs roekeloos snel, te rijden. Dit euvel was vooral in de laatste tijden sterk toegenomen. Het gevolg hiervan is geworden, dat de autobussen over het algemeen de reizigers zelfs sneller vervoeren dan onze sneltreinen. Dit is voor de autobussen een groot voordeel, dat vooral tot uiting komt, zoodra het een vervoer over grootere afstanden betreft, zooals die gemiddeld door de 3de klasse reizigers worden afgelegd, en zulks verklaart den trek van deze reizigers

naar de autobussen. Bovendien worden de autobussen tegenwoordig met meer comfort ingericht.

Als middel van verweer is met ingang..van i Januari 1928 het tarief voor de 3de klasse belangrijk, tot 1,5 cent per kilometer, verlaagd. Voorts is vergunning verzocht en verkregen om bij de dienstregeling, welke op i Mei van het loopende jaar werd ingevoerd, alvast gebruik te mogen makpn van de maximum-snelheid, die na de invoering der nieuwe spoor- en tramwetgeving op de lijnen der Maatschappij zal worden toegelaten en deze te bepalen op 59 kilometer per uur.

De verkregen snelheids-vermeerdering zal vermoedelijk de Maatschappij in staat stellen om beter aan de autobusconcurrentie het hoofd te bieden.

De achteruitgang in opbrengst van de iste en 2de klasse moet hieraan worden toegeschreven, dat velen van degenen, die vroeger daa'rvan gebruik maakten, thans houders van auto’s zijn en hiermede reizen. Aan het verlies van deze categorie van reizigers valt weinig te doen. Het is intusschen niet onmogelijk, dat de verhooging der rijsnelheid en de daarmede gepaard gaande verkorting van den reisduur er toe zal leiden, dat van de iste en 2de klassen weer meer gebruik wordt gemaakt.

De vooruitgang in opbrengst van het vracht- en ijlgoederenvervoer ten bedrage van ƒ404.309 is hoofdzakelijk een gevolg van de grootere suikerproductie, waardoor het suikervervoer toenam met circa 104.000 ton en de opbrengst daaruit met circa ƒ 290.000. Het overige vervoer nam toe met circa 41.000 ton.

De exploitatiekosten vermeerderden van ƒ2.803.328 tot ƒ 2.902.940.

Deze vermeerdering wordt geheel veroorzaakt door de stijging, die het bedrag, dat aan het personeel als aandeel in de opbrengst toekomt, ondergaat tengevolge van de zooveel betere bedrijfsuitkomsten over 1927. Het totaal der overige exploitatiekosten is lager dan over 1926. De exploitatie-coëfficiënt daalde van 50,3 % tot 49 %.

De Intrestrekening verminderde hoofdzakelijk tengevolge van de conversie op i November 1926 van de 7 % obligatie-leeningen 1921 en 1922 in de 5 % obligatieleening T026 van ƒ 1.153.663 tot ƒ 983.747.

In den stand der onderhandelingen met de Regeering omtrent de overdracht der exploitatie van onze lijnen aan het Land kwam wederom geen wijziging.

Financieele aangelegenheden. Tot toelichting van eenige posten der Balans zij het volgende vermeld:

Obligatie-leeningen.

Van de 4 pCt. obligatie-leening 1895, 1899 en 1903 werden iio obligatiën uitgeloot, waarvan 85 in omloop en 25 in portefeuille. Van de pCt. obligatie-leening 1913 werden uitgeloot 33 obligatiën in omloop; van de 5 pCt. leeningen 1915, 1918 en 1926 werden 99 obligatiën uitgeloot, waarvan 95 in omloop en 4 in portefeuille. Het totale uitstaande obligatie-kapitaal bedroeg aan het einde van het verslagjaar ƒ23.850.000.

Reservefonds. Per 31 Dec. 1926 bedroeg het saldo ƒ 1.075.923,27 hieraan werd toegevoegd wegens winst bij uitloting van effecten . . . ~ 863,75 ƒ 1.076.787,02

Ten laste werd gebracht wegens waardevermindering van effecten in verband met den beurskoers op 30 December 1927 2.422,64

Saldo op 31 December 1927 . . ƒ1.074.364,38