die der levenden genoemd. Ruim twee maanden nadat wij hier afscheid van hem namen, 't niet vermoedend of verwachtend, is hij opgeroepen uit dit welbestede, bescheiden, daarom niet minder waardevol bestaan naar 't hoogere, dat ook in zijne ziel, gelijk 't behoort, doch niet immer zoo is, zijne plaats reeds hier heeft ingenomen. 34 jaren lid van den Leidschen kerkeraad, vaardigde deze hem af naar hier, waar hij als welwillend, vriendelijk medebroeder werd gewaardeerd, ook om zijn degelijke kennis en adviezen, terwijl hij in den beperkten kring van ons curatorium eene niet minder belangrijke taak vervulde'en plaats innam. Den grondigen kenner van ons verleden missen wij hier noode, den trouwen, vromen broeder niet minder. Gode zij en blijve zijne ziel met vertrouwen bevolen!

Hetzelfde doen wij met die van den Alkmaarschen Leeraar, wijlen Ds. H. Westra, 11 Dec. 1930 na een kort, maar hevig lijden op 53-jarigen leeftijd overleden. Een man, bij wiens graf ik durfde en mocht getuigen, nadat hem daar de dank zijner Gemeente was gebracht, dat niemand hem den eervollen werkkring in die Gemeente misgunde. Wij hadden hem gaarne nog eenige jaren in ons midden werkende behouden, 't Heeft niet zoo mogen zijn. Wij hebben Gode te zwijgen.

10 Mei 1931 stierf, ook betrekkelijk onverwacht, onze oud-leeraar J. J. Heep. Ja, oud-leeraar was hij, van Stadskanaal, sinds menig jaar, maar Baarn verloor in hem zijnen, wel niet beroepen, toch ijverigen leeraar en raadsman. In den kring dezer jonge Gemeente zal men hem missen. Het is een woord van lof, als men U mist, wanneer gij zijt heengegaan; het beduidt, dat gij iets beteekend hebt, iets in U zelf en voor anderen hebt mogen zijn. Er is iets van den Eeuwige geweest in uw leven, dat blijft in des Eeuwigen hoede.

Van de vergankelijkheid van het aardsche leven, maar nu gelukkig in blijderen zin, spreken ook andere feiten. Ds. P. A. Vis te Irnsum en Poppingawier werd 29 Juni, Ds. J. F. Knipscheer te Knollendam 24 Aug. '30, Ds. M. L. Deenik te Leeuwarden 1 Febr. 1931 na volbrachten diensttijd emeritus. Alle drie tijdgenooten van meer dan één oudere in ons midden. Wij kunnen 't haast niet gelooven, vooral van den laatstgenoemde niet. Maar zijn opvolger nam zijn werk reeds over en 't moet dus wel zoo zijn. Echter niet alle werk. Hij zit hier nog naast mij als afgevaardigde en meer ook onlosmakelijk scriba dier F. D. S., die hij in liefde dienende is en moge blijven nog menig jaar.

Wij danken dezen broeders voor wat zij in hun jarenlangen diensttijd voor hunne en onze Gemeenten, voor onze Broederschap deden en bevelen hare belangen in hunne blijvende goede zorgen aan.

Om gezondheidsredenen moest onze zeer gewaardeerde Leeraar van Bovenknijpe, Ds. J. Wuite, 1 Dec. 1930 zijn ambt nederleggen. Een zwaar besluit, maar kloek en vroom genomen. Een der besten in ons midden, durf ik zonder vrees voor tegenspraak zeggen. In zijne beproeving moge hem de wetenschap sterken, dat onze harten met vriendelijke gevoelens naar hem uitgaan en blijven uitgaan. Hij weet dat de beste vertroosting van God moet komen en komt inderdaad, maar ook ons mee-leven en mee-voelen zij hem daarvan eenig teeken.

18 Oct. 1930 vierde Ds. P. Feenstra Jr. zijn tachtigsten verjaardag. De A. D. S., onder zijn beproefde leiding de centrale organisatie onzer Broederschap geworden, heeft hem gehuldigd met veelheid van der Natuur lieflijkste kinderen, met geschreven, gedrukte, gesproken woorden van hulde en dank, met wensch en bede. De waarlijk treffende algemeenheid van die hulde moet hem goed gedaan hebben, gelijk zij ons allen tot voldoening was. Het leven van onzen Nestor is rijk geweest aan vreugde en leed, aan blijdschap en droefheid, aan geluk en beproeving tot in deze laatste weken toe. Het is een leven geweest in volheid. Toch niet 't minst in volheid van liefde tot en zorg voor de belangen, die wij hier, vaak onder zijne leiding, hebben te behartigen. Ik weet uit uw aller naam te spreken, wanneer ik hem daarvoor ook nu nog eens dank betuig. De Heer doe Zijn zon over u opgaan, telkens weer Zijn blij verkwikkend licht voor U schijnen tot in hoogeren ouderdom.

Wat zijn bij deze vele jaren vergeleken de 25, die Ds. Van Veen te Meppel doorbracht, die Ds. Onnes te Zutfen zijn ambtsjaren mag noemen, Ds. Van Calcar Beverwijk verzorgde, zelfs de 40 waarin Ds. Kossen „herder en leeraar" was? En toch zijn deze tijdperken door hen geleefd, niet alleen door hen, maar ook door hen „ter meerdere eere Gods'' en daarom door hunne Gemeenten met hen blijde en dankbaar herdacht. Gaat voort, Mannen broeders, als tot nu toe, in uwe oudere jaren zelf door God geleerd en daardoor te vromer, Uw volk te stichten!

Van wie ons dit jaar ontvielen noem ik enkel onder wie niet rechtstreeks tot de Sociëteit in betrekking stonden Broeder S. J. Ie Poole te Leiden en Zuster A. G. van Hulst te Harlingen, terwijl wij een eeregroet brengen aan onzen Jouster Broeder J. I. Rinkes, afgetreden, nadat hij bijna 40 jaren zijne Gemeente als diaken had gediend. Tot anderen, gestorven na welvolbrachten loop of na een jubileum nog dien loop volbrengend, gaan in stilte de harten uit van wie hen kennen en waardeeren.

Wat heb ik nog meer te noemen? Onze reis naar de Wereld-Hulp-Conferentie te Danzig, de verre, met de vermoeiende, toch goede dagen aldaar, met de vruchten die zij droeg, innerlijk en zichtbaar. Ons trof vooral, hoe Holland in den vreemde, niet in 't minst door hen,

die geholpen moeten worden, wordt gewaardeerd. Onze lof daarvoor aan de leiders van ons Doopsgezind Emigranten Bureau. De beste dank is, zij en blijve de steun van hunnen arbeid der barmhartige, daadwerkelijke broederliefde. Gods zegen kan niet verre zijn.

Amsterdam vernieuwde 12 Oct. 1930 zijn orgel in de Singelkerk en vierde 29 Nov. van dat jaar zijn 400jarig bestaan. Uit haar gedenkboek hebt gij kunnen lezen, wat zij voor de Broederschap was en deed. Moge zij 't nog eeuwen blijven zijn en doen.

Koog-Zaandijk herdacht 't 250-jarig bestaan van haar kerk, restaureerde deze oude van dagen met jonge liefde. Ijlst, Zijldijk deden insgelijks. Apeldoorn bouwde en wijdde 14 Dec., na 34 jaren wel niet dakloos, maar toch evenmin vast-behuisd te zijn geweest, haar nieuwe, mooie eigen bedehuis in. Het Woord Gods moge er gepredikt worden tot in lengte van dagen, het Evangelie er verkondigd tot stichting van zielen.

Winschoten legde den eersten steen voor een eigene vermaning. Het heeft daar hoofdbreken gekost naar verluid werd, maar de steen zij een opgericht teeken, een Eben-Haëzer ook daar.

En Zeist constitueerde zich — een teeken des tijds, waarin de jeugd eer dan vroeger neiging tot zelfstandigheid toont — van Kring tot Gemeente. Ouderen plegen dat wel eens met eenige bezorgdheid op te merken en aan te zien. Intusschen wenschen wij deze jongste gemeenschap der heiligen toe, dat zij dit toone te zijn inderdaad.

Ouddorp beriep en kreeg een leeraar buiten 't getal der door ons tot proponent ^angestelden om. Wij zijn er ons van bewust, dat de zegen op den arbeid niet van die aanstelling afhankelijk is, al achten wij de opleiding niet onnut. Moge die zegen hier niet uitblijven.

Na U ten slotte nog herinnerd te hebben aan 't 75jarig bestaan van den Twentschen Ring en den Ring Arnhem die wij daarmede gelukwenschen, keeren onze gedachten naar hier terug en stel ik U voor, een enkel woord van bemoediging te richten tot onzen Oud-Penningmeester, Br. D. Rahusen, in de beproeving van zijn ziekbed. De God zijns levens sta hem bij in zijne moeiten, sterke de zijnen tot hunne liefdezorg. Dat wij hem hier niet vergeten, zij hem tot verkwikking.

Mannen broeders, ik mocht niet korter zijn. Ik eindig mijn openingswoord met u opgewektheid toe te wenschen tot den arbeid, die hier u wacht, in dien broederlijken geest, die de noodzakelijkheid der eenheid in het noodige nimmer uit het oog en uit het hart verliest. Naar oude en goede gewoonte, naar eeuwenlange traditie en ook en niet minder uit de behoefte onzer harten stel ik U voor, op dien arbeid des Hemels zegen in te roepen.

De landdag.

De beschrijvingsbrieven voor den landdag op 8 en 9 September te Leeuwarden zijn rondgezonden aan de kerkeraden ter verspreiding in de gemeenten. Naast de gebruikelijke toespraak over de A. D. S. door haren Voorzitter Ds. P. B. Westerdijk, vinden wij vermeld dat de Heer W. T. van der Vegte zal spreken over „De jongeren en de gemeente" („Nazorg voor jonge leden"), Ds. F. J. de Holl over „De beteekenis der gemeente voor het geloof", en Mr. A. Brants over „Het beroepingswerk in onze gemeenten".

UIT DE BROEDERSCHAP.

Algemeene Gemeentedag te Elspeet 8—12 Juni 1931.

I.

Het is, zooals Ds. Nijdam zoo treffend; in; zijn openingswoord zeidie, een voorrecht in Elspeet te mogen? komen. Bein voorrecht; met een groep gelijkgestemden zich te lammen bezinnen op die vragen,, die in het dagelijkscih leven maar ai te zeer op den; achtergrond worden gedrongen en waarop wij allen toch zoo dringend antwoord behoeven. En zoo was het thema voor dezen Gemeen te dag gelukkig gekozen: Wat ons verhindert en wat ons helpt tot God! te komen.

Bij eers-te vergelijking met vorige dagen, waren er twee feiten, die algemeen opvielen. Ten eerste, dat het aantal deelnemers;, een kleine honderd, iets was terug geloopen. bij vorige jaren, en wat misschien smartelijker werd gevoeld: het geheel ontbreken van, onze buitenlandsche vrienden. Vooral dit laatste feit moet wel toegeschreven worden aan, die zeer slechte economische omstandigheden, die het de Duitsche Mennonieten onmogelijk maakten naar Elspeet te komen. Zoo was helaas ook Prof. Umruih door zijm bemoeiingen met het transport der Russische Doopsgezinden naar Amerika, op het laatste oogenblik verhinderd zijn inleiding over „Het lijden" te houden.

Gelukkig -had de commissie Dr. A. K. Kuiper terstond bereid' gevonden, zijn taak over te nemen met het onderwerp: „Protestantsdie Heiligenvereering". Het lijden is voor vele zoekenden een groote belemmering om tot God te komen. Hoe kunnen wij God vinden temidden van' lijden era zonde? Niet door er over te redeneeren, maiar door te aanvaarden, zooals ook de heiligen 'deden. De heiligen vormen een belangrijke schakel in de verhouding van: den mensch tot God. En daarom deed het Protestantisme zichzelf schade toen; het met de Reformatie ook de heiligen bande. Spreker wilde vooral drie punten behandelen: a. wat is een heilige? b. wat beteekent heiligenvereering? en, c. waarom is deze zoo- noodig?

Volgens het Nieuwe Testament is een heilige een geloovige, een afgezant tot dte gemeenschap, met God; door Jezus Christus! In de R. K. kerk wordt die heiligenvereering allengs aanbidding. De heilige wordt een locale God. Bovendien wordt hier vooral de nadruk gelegd' op de verdienste, die de Heilige zich bij God verwerft, op de heroïsche daden, die 'hij verricht.

De Protestant ziet in den heilige _den mensch, in, wiem het licht Gods helder straalt. „Een heilige zijn is een raam zijn,, waardoor het zonlicht Gods valt". En als we voorbeelden, namen wenschen, dan, komt ons in gedachte Maaike Wens, die den dood inging voor haar God, een zwak menscheinkind, in, angst en

twijfel, maar sterk door haar vast geloof. En dan de helden der inwendige zending, die door diaden toonden Gods kinderen te zijn. Pastor Fiiedner, de hervormer dier ziekenverpleging, Freiherr von Biodelschwing, die inrichtingen voor epileptici stichtte. In Londen de Quaker Elisabeth Fry, die de eerste stoot gaf tot het reclasseeriingswerik aldaar. In eigen land!: Wiecherin, diie die zOirg voor verwaarloosde kinderen bevorderde en O. G. Heldring de grondvester der bekende gestichten in Hoenderloo.

Waarom hebben wij .heiligenvereering noodig? Prof. Chantepie de la Saussaye heeft het op deze manier uitgedrukt: De bijbel moet ons tot God brengen, maar een levend mensch moet ons brengen tot den bijbel. Elk geslacht heeft die mensch,en,, die anderen, kracht geven, om God! te vinden. De heiligen zijn de handen, die God uitstrekt opdat wij hem zullen kennen. Er is een geestelijke continuïteit, een gemeenschap der heiligen, die ons draagt ent helpt om tot God te komen. Daarin ligt de groote waarde der heiligenvereerinig.

De volgende morgen sprak voor ons Ds. P. Vis uit Arnhem over: Ons ik met. zijn twijfel en zonde. Twijfel en zonde zijn een gevolg van het komen tot die kennis dés onderscheids. Immers, eerst als wij kennen het verschil tusschen waar en onwaar, goed en kwaad' bestaat de mogelijkheid van eeni keuze tusschen beide, een .neigen tot het eene, een afgekeerd zijn van het andere. We kennen niet alleen de twijfel, we ervaren ze ook, vooral in onze verhouding tot God. Wij kennen het Goddelijke slechts ten ideele, kunnen, dien Eeuwige alleen kennen in, aardsche gebondenheid;. Daarom zullen; we nooit boven die twijfel uitkomen. Maar we worden gedreven tot zoeken naar zekerheid, innerlijke rust. De beste weg om deze te bereiken is de weg 'van het gebed. Slechts dan als wij ons eigen ik durven verliezen en het wagen met God zullen wij vinden. Hij zal ons boven de twijfel uitheffen. Evenals bij de twijfel is ook het ken,men van de zonde een gevolg van de wording tot bewust mensch. Wij kennen, de zonde, omdat wij het onderscheid hebben, leeren zien tusschen; goed en kwaad;. Wij zoeken te veel onis eigen ik, keeren ons af van, God. Terwijl het toch moest gaan om Zijn eer. Omdat we slechts menschen zijn kunnen we nooit boven de zonde uitkomen, op eigen kracht. Er is maar één weg: Christus weg. We moeten in ootmoed als zondaars tot God gaan. Dan zal Hij ons in onze onwaardigheid opheffen, Zijn genade zal ons verlossen en de zonde krachteloos .maken.

W. VAN DER VEEN-ROOSEN.

Ring Zwolle.

De Ring Zwolle vergaderde dit jaar in het vriendelijk kerkje te Zwartsluis. Daar de voorzittende gemeente Kampen herderloos is, had de kerkeraad Ds. toe Water verzocht als voorzitter te fungeeren. Ds. Fopma ontving den dank der vergadering voor alles, wat hij tot nu toe als afgevaardigde ter A. D. S. was geweest en had gedaan, en dat niet alleen bij monde van den voorzitter, doch ook door het applaus, waarmee de vergadering zelf zijn herbenoeming als afgevaardigde bekrachtigde; hij was de eenige candidaat, door de gemeenten gesteld. Voor buitengewoon bestuurder waren door de gemeenten vier candidaten gesteld, waaruit het ringbestuur een tweetal had aanbevolen. Uit dit tweetal werd br. Veldkamp, boekhouder der gemeente te Zwolle, door de vergadering gekozen. Door de samenstemmende gemeenten, waartoe de ring met het overschot van zijn stemmen ook behoorde, bleken de ring-broeders Spaans en van Gilse respectievelijk als gewoon en buitengewoon bestuurder te zijn gekozen.

Moesten we een bezoek van den heer de Bussy ontberen, een schriftelijk verslag van zijn hand over den toestand der Zwolsche kas ontbrak niet.

De gebruikelijke rede van den oud-voorzitter, in dit geval Ds. Kosters, ontging ons, doordat de ontvangende gemeente de afgevaardigden onthaalde op een tochtje naar de Gietersche meren.

Daarna werd de vergadering hervat en werd herinnerd zoowel aan de collecte voor de Russische broeders als aan de particuliere bijdragen voor het Pensioenverhoogingsfonds, die nog lang niet voldoende zijn. De verslagen der ringgemeenten klonken niet allen opgewekt, vooral, wat de financiën betreft, en door vertrek en overlijden van leden. Daarentegen kon Fopma herinneren aan den welgeslaagden ringgemeentedag op Fredeshiem. De voorzitter kondigde tenslotte een jongerendag aan die in het einde van Sept. te Zwolle zal worden gehouden.

Meppel. -p. H. v. V.

JONGERENRUBRIEK.

(Inzendingen voor de;ze rubriek te richten aan Ds 1. Yntema Pelikaanstraat 38, Leeuwarden).

13e Doopsgezinde Jongerendag, gehouden op 13 en 14 Juni in het Broederschapshuis te Elspeet.

Mij is gevraagd!, in. een kort verslag mijn indrukken neer te schrijven van die door mij meegemaakte, 13e Doopsgezinde Jongerendag. Hoewel ik er mij van bewust ben, dat dit niet een ge makkeU ke taak is, heb ik die opdracht toch met genoegen aanvaard, omdat ik graag ziou willen, dat mijn artikeltje die vele jongeren, die nog nooit in Elspeet zijn; geweest, er toe zou kunnen brengen, het altams ook ééns te gaan proberen.. Want als je er eenmaal geweest bent... wel, hoor maar eens hoe het mij is gegaan.

Ik zal die lezers niet vermoeien, met een droog relaas van hetgeen er is gesproken. Want tenslotte is toch het voornaamste, wat je bij blijft van zo'in diag, die algemene indruk. En diie nu is, wat mij .betreft, een heel, mooie en goede geweest. Het heeft mijn overtuiging gesterkt, diat er onder Doopsgezinden iets is van, een wonderlike geestelike band, die ons tot elkaar trekt. Ik was er de enige uit miijin plaats, en ik kende geen der deelnemers, maar geen ogenblik heb ik me „een vreemde eend in die bijt" gevoeld!. En; zou alleen diaarom reeds niet een bezoek die .moeite waard zijn? Met mensen, die je voor het eerst in je leven ziet, een vertrouwelik gesprek te kunnen hebben? Met één enkele blik op die naamlabel van; hem', die je aanspreekt, beter kennis gemaakt te hebben, dan met een beleefde buiging, en een traditioneel „aangenaam"? En gebrek aan stof, om over te spreken; was er geenszins, want het is een gelukkige gedachte van het hoofdbestuur geweest, eenheid te brengen in de te behandelen onderwerpen, als achtergrond van de besprekingen te stellen: „Gods doel voor ons leven". Eén bezwaar zal er geweest zijn,, voor meerdere dier jongeren;, zooals het er voor mij is geweest: alle sprekers waren een bepaalde; geestelike richting min of meer toegedaan, waardoor iets van eenzijdigheid merkbaar was.

Mej. Ds. v. d. Ban, als leidster, opende de conferentie, erop wijzende, diat jonge levens vooral! een doel voor zich moeten zien, doch Gods doel met ons leven is zo hoog, dat het moeilik is na te streven.. Des middags werd een groet voorgelezen van pastor Fellmamn en zijn. vrouw. Mej. M. Ens sprak als woordvoerdister der moede rver en i ging de vergadering met een enkel woord toe, zich daarbij in het bijzonder richtend tot de heengaande, sekretaris, Gerriit Honig.

De eerste lezing werd gehouden; door Ds. P. Ens, van Warns, die zich als onderwerp gesteld! had gezien: „Hoe te rijmen leed