renden Erzgange" was o. a. het resultaat zijner onderzoekingen. In hetzelfde jaar verscheen zijn: „Géologie de la Réplublique Sud-Africaine du Transvaal", de eerste samenvattende geologische beschrijving van dit gebied, waarvan een Engelsche vertaling: „Geology of the Transvaal" in 1904 het licht zag.

Van 1902 tot 1905 was Molengraaf? wederom in Zuid-Afrika, waar hij zich te Johannesburg vestigde als consulteerend geoloog. Van zijn werk uit die periode is slechts een klein deel gepubliceerd, veel berust uiteraard in de archieven der maatschappijen, voor wie de onderzoekingen werden uitgevoerd.

Gedurende gedeelten der jaren 1910 en 1911 was Molengraaf? ten derden male in Ned.-Indië, thans als leider der Nederlandsche TimorExpeditie, waaraan door F. A. H. Weckherlin de Marez Oyens en schrijver dezes werd deel genomen. De verwachtingen waren, naar aanleiding van de door Wanner tijdens een verkenningstocht op Timor verkregen resultaten, hoog gespannen en zeker werden, voornamelijk op tektonisch en palaeontologisch gebied bijzonder belangwekkende resultaten verkregen, die niet slechts voor de geologie van Ned.-Indië van belang waren, maar waarbij verschillende meer algemeene problemen werden opgelost of nader tot hun oplossing werden gebracht. Een groot deel der resultaten is verschenen, grootendeels in de door J. Wanner uitgegeven „Palaeontologie von Timor," en in het werk „Nederlandsche Timor-Expeditie", afgedrukt in het Jaarboek van het Mijnwezen in Ned.-Indië.

In 1922 ging Molengraaf? wederom naar Zuid-Afrika, thans als deelnemer aan een „Shaler Memorial Fund Expedition" van Harvard University, welke werd georganiseerd door R. A. Daly. Als resultaat van dit onderzoek verscheen o.a. een uitvoerige verhandeling van Hall en Molengraaf? over het Vredefort gebied, dat, vooral door zijn tektoniek en zijn pseudo-tachylieten de algemeene aandacht heeft getrokken. De belangwekkende met dit gebied verbonden problemen waren reeds door Molengraaf? tijdens vroegere bezoeken in 1890, 1898 en 1903 vastgesteld.

Als ervaren reiziger en scherp waarnemer heeft Molengraaf? een belangrijk aandeel gehad in de ontwikkeling onzer geologische kennis van de door hem bereisde gebieden. Steeds hadden daarbij ook vraagstukken van algemeenen aard zijn volle belangstelling en telkens werden bij het bekend worden van meerdere gegevens in zijne publicaties oude problemen door hem opnieuw belicht. Ik noem slechts het vraagstuk der oceanische diepzeeafzettingen, waarover hij reeds in Borneo gegevens verzamelde en dat hem thans nog bezighoudt. Verder het ontstaan der koraaleilanden en de bewegingen van land en zee, zoo succesvol door hem belicht met betrekking tot den Oost-Indischen Archipel. In zijn oratie te Amsterdam in 1891 spreekt hij over de leer van de bewegingen der aardschors, een onderwerp, dat hem ook na de kritische phase, die de geologie op dit gebied in de laatste jaren heeft doorloopen, naar ik meen meer dan alle andere is blijven interesseeren Aan het slot zijner