morenelandschap in de noordelijke provinciën — Oostelijk Nederland — De Veluwe en zijn randgebieden — Het Gooi en de Utrechtse heuvelrug — Noord-Brabant en Noord-Limburg — Zuid-Limburg.

Daar aan elk der Toelichtingen door een groot aantal deskundigen belangeloos wordt medegewerkt, is het begrijpelijk dat het werk slechts langzaam vordert; bij een dergelijk gemeenschappelijk werk hangt het tijdstip van verschijnen nu eenmaal af van de laatst gereedgekomen bijdrage. Bovendien heeft ook de oorlog veel vertraging veroorzaakt.

Reeds in 1941 werd door het Bestuur van de Geologische Stichting een Commissie voor de uitgave van Toelichtingen bij de Geologische Kaart benoemd. Behalve de voorzitter, Mr. Dr. Ing. W. A. J. M. van Waterschoot van der Gracht, hadden hierin zitting de heren W. F. J. M. Krul, Dr. P. Tesch, Prof. O. de Vries, Dr. Ir. A. Zuur, terwijl Dr. J. H. van Voorthuysen als secretaris was toegevoegd.

Na het overlijden van den voorzitter werd Prof. Dr. H. A. Brouwer bereid gevonden diens plaats in te nemen. Door pensionnering of te drukke andere werkzaamheden traden Dr. Tesch, Prof. O. de Vries en Dr. J. H. van Voorthuysen af; de Commissie bestaat thans uit: Prof. Dr. H. A. Brouwer, voorzitter, Prof. W. F. J. M. Krul, Dr. Th. Reinhold, Dr. A. A. Thiadens, Dr. A. Zuur, Dr. H. J. Keuning, met Dr. A. J. Pannekoek als secretaris.

In 1942 verscheen een eerste inleidende Toelichting onder de naam ,De geologische kaart van Nederland en hare beteekenis voor de verschillende doeleinden' (uitgegeven als: Mededeelingen van de Geologische Stichting, Serie D, No. 1; thans heet de serie: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland). Hierin werd niet alleen de toepassing van de Geologische Kaart op allerlei gebied behandeld, maar werd door Dr. Tesch een overzicht gegeven van de wijze waarop de geologische kaartering geschiedt en van de beginselen waarop de kaart berust.

Als No. 2 zal nu de eerste regionale Toelichting verschijnen, nl. ,Hollands Noorderkwartier'. In 1944 waren de meeste manuscripten persklaar en reeds gedeeltelijk gezet, maar door de oorlogsomstandigheden werden de werkzaamheden onderbroken, zodat het werk pas in 1947 gereed kon komen. Men zal hierin de volgende bijdragen aantreffen: Geologie, door Dr. P. Tesch —- Geologische bibliografie, door Dr. J. F. Steenhuis — Delfstoffen, door Dr. Th. Reinhold -— Hydrologie, door Prof. W. F. J. M. Krul — Grondmechanica, door Ir. T. K. Huizinga — Bodem en landbouw, door Ir. C. Rietsema — Plantenverspreiding, door Dr. G. Kruseman — Archaeologie, door Dr. W. C. Braat — Geografie, door G. J. A. Mulder.

Deze indeling voldoet nog niet geheel aan de definitieve richtlijnen en ook zal men nog wel verschillen aantreffen in de wijze waarop de medewerkers hun hoofdstukken hebben behandeld: sommigen zeer beknopt, anderen uitvoeriger of meer populair. Herhalingen konden niet steeds worden vermeden en ook blijken de auteurs de