een soort van merkwaardige duinvorming gevonden. Op een afstand van 10-15 m hiervan lagen ongeveer parallel plm. 0,5 m hoge walletjes, welke uit fijn grind bestonden, waartussen grover materiaal lag. Het bleek, dat het materiaal op een vroegere vegetatielaag rustte en tevens, dat de vorming tijdens hevige stormen voortduurde.

Het is opvallend, dat nabij de plekken waar intensieve winderosie plaats vond, slechts deze vormen zijn aangetroffen. Wel vermeldt schr. dat verder op plaatsen, in het bijzonder die welke met struikgewas begroeid waren, afwisselende laagjes driftmateriaal werden gevonden, wat er op wijst dat zeker accumulatie plaatsvindt, hoewel deze vormen in duidelijkheid verre bij de ons hier bekende landduinen ten achter staan. Een geleidelijke overgang van de grindafzetting tot die van fijn stoffig materiaal werd niet gevonden. De verklaring kan gezocht worden in het feit, dat de erosie voornamelijk plaatsvindt in het koudere jaargetijde. De plekken, welke voor winderosie gunstig gelegen zijn, zijn arm aan vegetatie, zodat de sneeuw hier het eerst zal worden weggevoerd om op begroeide plekken te worden vastgelegd. Hier wordt de vegetatie geheel met sneeuw bedekt, zodat bij hierna plaatsvindende stormen de met sneeuw vermengde zand- en stofdeeltjes niet gemakkelijk meer tot afzetting komen en dus, mede door de aanwezigheid van sneeuw in de lucht, verder getransporteerd worden dan bij winderosie in een warmer jaargetijde. Schrijver haalt verder ook uit de literatuur voorbeelden aan, waarin winderosie beschreven wordt zonder dat duinen konden worden opgemerkt.

Zijn beschrijvingen van gronden welke door de evenwichtsvers'.orende invloed van den mens zijn ontstaan, zijn niet minder belangwekkend, doch we zullen hier niet verder bij stilstaan.

Maar al te goed weten we, helaas ook uit eigen ervaring, hoe funest de windwerkingen voor de landbouw kunnen zijn.