moesten worden. De bevolking der beide zones kan als volgt worden ingedeeld:

zelfverzorgers (boeren met hun gezinnen en personeel) .... 7 640 000 niet-zelfverzorgers

aanstaande en jonge moeders 660000

kinderen van 0-6 jaar 3070000

kinderen van 6-15 jaar 4495000

jongelieden van 15-20 jaar 2100000

normale verbruikers boven 20 jaar 17 910000

verrichters van betrekkelijk zware arbeid . . . 2500000

verrichters van zware arbeid 1 910000

verrichters van zeer zware arbeid 720000

nog in kampen verblijvende personen 680000

totaal niet-zelfverzorgers 34 045 OOO

totale bevolking ultimo 1946 41 685 000

Het was het streven der bezettingsautoriteiten het dagelijks rantsoen voor normale verbruikers in 1947 te brengen en te handhaven op 1550 calorieën per persoon, dat is nog 1050 onder het noodzakelijke minimum; intussen is reeds gebleken dat zelfs hieraan in de loop van 1947 niet kon worden voldaan.

Voor de verschillende bevolkingsgroepen was de voedingstoestand volgens het rapport als volgt: zelfverzorgers uiteraard prima; aanstaande moeders, en kinderen beneden 6 jaar: voldoende. Wat betreft de kinderen van 6-15 jaar en de jongelieden van 15-20 jaar staan de zaken anders. Meer dan de helft daarvan, speciaal in de groepen met laag inkomen, verkeert in erbarmelijke conditie. Gebrekkige groei en vertraagde ontwikkeling komen veel voor; in enkele streken werd bij kinderen hongeroedeem waargenomen. Een groot gedeelte van de groep van normale verbruikers boven 20 jaar bevindt zich eveneens in slechte conditie. Een deel van deze groep is in de gelegenheid het rantsoen aan te vullen door aankoop van artikelen op de zwarte markt, op de vrije seizoenmarkten (groente), en uit ontvangen paketten. Sommigen echter kunnen hun rechtmatig rantsoen niet eens geheel kopen. Hongeroedeem is een normaal verschijnsel, in Hamburg toentertijd ca. 10000 gevallen. Het sterftecijfer onder de oude lieden loopt sterk op. Ook de toestand van de groepen die extra toelagen ontvangen wegens zwaardere arbeid is niet bevredigend, daar de arbeiders hun vrouwen en kinderen in deze toeslagen laten delen.

Voor 1947 was dan ook, behalve de algemene rantsoenverhoging, nog gerekend op een hulpactie in de vorm van een schoolvoeding, te verzorgen door het Zweedse en Deense Rode Kruis. Voor oudere kinderen en voor de normale verbruikers stelde Hoover bovendien de volgende maatregelen voor:

1. onderbrenging van een deel van hen in groepen die voor extra toewijzingen in aanmerking komen.

2. een nood-graantoewijzing voor hulporganisaties.

3. het instellen van gaarkeukens voor oude lieden.

4. invoer van 200 000 a 250 000 ton pootaardappelen en van 400 000 ton consumptieaardappelen uit de U.S.A..