dan met de woorden van den lieer Jones. //Het zijn, zegt liij, mannen, die een burgerlijk bedrijf oefenen, maar die tevens aanleg en begaafdheid voor de prediking van liet Evangelie bezitten, zonder dat ze deze door eene bepaalde opleiding hebben ontwikkeld. Ze worden door de gemeenten waartoe ze behooren, gekozen en voor hare rekening uitgezonden als //Evangelisten" om de blijde boodschap te brengen waar ze dit met hoop op zegen meenen te kunnen doen, maar ze zijn daarom niet verpligt hun gewoon bedrijf op te geven." '/Alle Kerkgenootschappen hier te lande", laat hij er op volgen, //toonen, vooral in onze dagen, groote belangstelling in dit leekenprêken; over t geheel wordt de noodzakelijkheid er van hoe langer hoe meer erkend. Men gevoelt, dat de streng wetenschappelijk gevormde predikanten de sympathie der mindere standen gaandeweg verliezen; van daar dat men het noodig acht, min beschaafde maar kloeke en vrome mannen op te roepen om uit te gaan en liet eenvoudig woord des kruises onder de armen te doen hooren."

Deze leekenpredikers hebben geene vaste gemeenten en standplaatsen waar ze de geestelijke belangen behartigen. Ze verkondigen het Evangelie des zondags in kerkgebouwen, huizen, schuren, magazijnen, met één woord op alle plaatsen waar de gelegenheid zich er toe aanbiedt. Vanhier dat ze eenigzins kunnen worden vergeleken met de lieden die hier te lande onder den naam van //oefenaars en catechiseermeesters bekend staan, of, ten aanzien althans van hunne opleiding, met de leeraren der pas gevestigde gereformeerde Kerk hier te lande, de // Hageprêkers", of met die der Afgescheidenen van onze dagen, uit het eerste