ten *). Zij die den geheelen cursus van het onderwijs willen volgen, moeten bovendien nog proeven geven van hunne bedrevenheid in Latijn en Grieksch, door het vertalen van vooraf opgegeven stukken uit Caesar en uit het Evangelie van Johannes. Voor de eerstgenoemden loopt het onderwijs in het eerste over jaar redeneerkunde; bijbelsche geschiedenis; wiskunde; Engelsche letterkunde en de bewijzen voor de goddelijkheid des Christendoms; in het tweede jaar over redekunst; Engelsche letterkunde; wiskunde ; natuurkunde en kerkhistorie; in het derde over de beginselen van wetenschappelijke schriftuurkennis; speculatieve en moraalpliilosophie en dogmatische theologie.

l)e volledige cursus der studiƫn duurt vijf jaar en omvat de navolgende vakken. In het eerste jaar: redeneerkunde; bijbelsche geschiedenis; Engelsche taalkunde; wiskunde; Latijnsche en Grieksche klassieke auteurs; in het tweede jaar: redekunst; Engelsche letterkunde; wiskunde; natuurkunde; Latijnsche en Grieksche klassieke auteurs; beginselen van het Hebreeuwsch; inleiding in het Nieuwe Testament; uitlegkunde; bewijzen voor de goddelijkheid des Christendoms; in het derde jaar: speculatieve en moraalphilosophie: wiskunde; natuurkunde; Latijnsche en Grieksche klassieke auteurs; het lezen van Hebreeuwsch; bijbelsche kritiek en uitlegkunde; verklaring van het Nieuwe Testament met proe-

*) Met dezen naam worden jongelieden bedoeld, die ernstige en ijverige predikers voor gemeenten op het platteland of in kleine steden beloven te worden, maar die noch aanleg, noch begaafdheden hebben voor het bijwonen van den geheelen cursus. Hun studietijd duurt maar driejaar en bepaalt zich tot Engelsche letterkunde en godgeleerdheid. Deze klasse van studenten bestaat eerst sedert cenige jaren.