literatuur bragt hem in de noodzakelijkheid om voor zijn oogmerk allerlei inlichtingen te vragen over personen en gebeurtenissen, toestanden en geschriften, tot dc eerste Nederlandsche Doopsgezinden, zelfs in hunne verbastering, behoorende, en meer dan bij wist of vermoedde, zamenhangende met de vroegere lotgevallen zijner eigene Kerkgemeenschap. Dat alles vereischte het raadplegen van naauw leesbare schriftelijke bescheiden en naauw verstaanbare gedrukte stukken op ons archief voorhanden, waarbij ik de vriendelijke hulp van Prof. de Hoop Schefler ve< 1zins heb mogen genieten. Die moeite is rijkelijk beloond geworden, vermits er veel door is opgehelderd wat aangaande de opkomst en de vestiging der Baptisten in GrootBrittanie; hun zamenhang met die van het Vasteland; de gesteldheid en de lotgevallen van hunne uitgeweken geloofsgenooten in Amsterdam, en van enkele hunner gemeenten in Engeland, zelfs omtrent liet eigenaardige van hunne doopbediening, in 't duister lag. Bovendien is dc kerkhistorische letterkunde der Baptisten uit de genoemde Verzameling met stukken verrijkt die hun ol alleen ten deele of geheel onbekend waren of die verloren geacht werden. De wederzijdsche aansluiting van de Baptisten en van ons Doopsgezinden is dus reeds in een zuiver literaiihistorisch opzigt gebleken wenschelijk te zijn.

Wat eindelijk ons, Nederlandsche Doopsgezinden, aangaat: ik herhaal mijn vroeger uitgedrukten wensch, dat de ontworpen schets nog iets meer moge blijken te zijn dan eeue kerkhistorische bijdrage — mogt het wezen, een spiegel, waarvan het inzien tot heilzame zelfbeproeving leiden kan. Onze baptiste broeders staan, bij alle verschil, in eene naau-