Oranje, en dat hij in die zending slaagde, getuigt Halen flanneer hij schrijft: //daar ze een goed deel penningen //en veel burgers voor den Prins op er zijde kregen." Het is bekend dat de vader van van der Werf leeraar bij de Doopsgezinden te Leijden was geweest, en in 15-37 te Haarlem is ter dood gebragt. Het verwondert ons dus niet dat hij hier slaagde, daar toch zijne afkomst van een martelaar voor hun geloof hem in de oogen der toen hier ter stede zeker vele Doopsgezinden welgevallig moest maken, en hem hier zijne moeijelijke zending beter deed gelukken dan in andere Hollandsche steden. Dat het getal der Doopsgezinden in dien tijd niet onaanzienlijk was, blijkt uit de Dooplijst van Leenert Bouwens, die van af 1551 hier ter stede 46 personen doopte.

Een ander kloekmoedig besluit werd, kort na deze bloedige tooneelen, genomen door Adriaan van Blijenburg Adriaansz., die, niet langer de bloedplakaten willende helpen uitvoeren, zijn ambt van Schout neerlegde en door Jan van Dreukwaard Bouweusz. werd opgevolgd. Jan van Drenkwaard is een ijverig JLoomschgezinde geweest, zoo als later blijkt, daar hij na het overgaan der stad naar Utrecht is vertrokken en van daar naar Brussel, waar hij aanzienlijke ambten bekleedde en in 1000 overleden is.

Den 14 Januarij 1571 werden, bij een vonnis van den bloedraad te Brussel, veertien Burgers der stad op de galge gebannen; doch of deze Doopsgezind zijn geweest is niet bekend: Balen geeft hunne misdaad niet op. In hetzelfde jaar echter ontvlugtten twee aanhangers dier leer de stad, die tot den aanzienlijken stand behoorden. Wij volgen hier weder Halen: