onze Amagers van evenveel beteekenis was als de Groningsche compost voor onze veenkoloniën, althans in de dagen dat men nog geen kunstmest kende.

Is het wonder, dat een dergelijke activiteit de algemeene aandacht, de algemeene bewondering verwierf? Arent Berntsen verkondigde reeds in 1646 den roem van het vruchtbare Amager, welks producten hooger prijzen opbrachten dan die van elders, met name de heerlijke melk en boter, maar ook de groenten enz. Hij roemde de werkkracht, de rustige flinkheid der kolonisten, wier beteekenis voor de voedselvoorziening der hoofdstad wel zeer groot was en die door hun groote welvaart —- welke zich ook uitte in den bouw hunner woningen, die telkens vernieuwd en uitgebreid werden — en door hun zelfbewust, onafhankelijk bestaan een wel zeer bijzondere menschengroep in het toenmalige Denemarken vormden.

Eenige jaren later (1654) sprak en schreef Jens' Lauritson Wolf over dit merkwaardige volkje („sonderligt Slags Folk"), terwijl nog in dezelfde 17de eeuw de Noor Hanssen Jernskeg een, zij het ook ietwat plat, ietwat Catsiaansch aandoend loflied zong op Amager en zijn Nederlandsche bewoners. Dit gedicht of rijm, dat langen tijd gedeeltelijk lag begraven — ik schreef het af in Kopenhagen's Koninklijke Bibliotheek — trekt thans de aandacht, niet alleen als merkwaardig brokje berijmd maatschappij-beschrijving, maar ook als oud, dat wil zeggen vóór-Holbergs „Deensch" gedicht.

Du Land du gode Land Du riige Spise moder Du Kongens Kiocken-Ven Du Frugte-riig Amager Hvis Roder og hvis Kaal Saa vel og lecker smager.

En over het volk, welks „Dragt og Sprock er af Vest-Friser":

Er meget flittig Folck I Marck i Gaard og Stue I deris Vandel er De sindig og forsigtig Mod alle er de og Sandfaerdig og Oprigtig.

Hhad Land i Dannemarck Kand man mod dette ligne1).

1) Tij land, jij goed land, jij rijke voedster, jij 's konings keukenvriend jij vruchtbaar Amager, wiens wortels en wiens kool zoo goed en lekker smaken.

Van de bevolking, wier dracht en spraak die der Westfriezen ïst, zegt Ternskeg dat zij : zijn een zeer werkzaam volk, op het land, in de boerderij en