overgedragen, alsof hier vier boerderijen hadden gestaan in plaats van één (later twee). Zij beriepen zich daarbij op het oudste privilegie van Christiaan II, waarin van vier „houen" (huizen) te Drager werd gesproken! Een jaar later werd er de Hollandsche landbouwer Jan lansen voogd en bleef het jaren lang.

Spoedig, naarmate ook te Drager de welvaart weerkeerde, laaiden de oude twisten echter weer op. In 1674 verzochten de bewoners van Drager geheel van Store Magleby te mogen worden gescheiden en bij het Deensche Taarnby te worden gevoegd, welk verzoek echter door den koning geweigerd werd.

Dat de Hollanders den bewoners van Drager alleen verplichtingen, geen rechten, gunden, blijkt nog in 1694 uit een klacht van den Hollandschen schout. "Tevens komt hierin ook hun toen nog sterke neiging tot afzondering duidelijk tot uiting. Door huwelijk bleken vele stukken land te Magleby — aldus de schout — aan bewoners van Drag0r gekomen te zijn. Menig bewoner van dit plaatsje bleek ook een stoelplaats in Magleby's kerk te hebben geërfd. Ook bij begrafenissen eigende Drager zich dezelfde rechten als Holkenderby toe. Verder wenschte het opnieuw zich af te scheiden.

Weer stond de koning aan de zijde der Hollanders en bepaalde als antwoord op deze Hollandsche klacht, dat, wanneer een bewoner van Drager grond erfde te Magleby, bij zijn dood de Hollanders het recht hadden, tegen een bepaalden prijs dezen grond terug te koopen! Grond te Hollsenderby mocht alleen worden verkocht aan de inwoners van deze plaats. De stoelenplaatsen in de kerk vervielen weer aan de Hollanders. Men zou de Drager-bewoners wel plaatsen aanwijzen! Van afscheiding zou geen sprake mogen zijn. Wel kreeg Drager een onderschout of ondervoogd.

Overigens werd nog in 1726 de overeenkomst van 1663 door den vorst opnieuw bekrachtigd x).

Toch slaagde de anti-Hollandsche partij er in 1749 opnieuw in een der hunnen, weer een schipper, de Jut Cornelis Nielsen, als voogd te doen verkiezen. Dit was teekenend voor de ontwikkeling van het plaatsje, dat zich steeds meer van de Hollanders had vervreemd en gegroeid was tot een kleine koopstad met 150 gezinnen. Het bezat toen een flinke visschersvloot en een belangrijke handelsvloot, van welke laatste zeker een 100-tal schepen ten behoeve van Kopenhagen's kooplieden gebruikt werden. In 1748 bleken 100 schippers-families er 130 scheepjes van 10—15 last in bezit te hebben 2).

Drager werd rijp voor zelfbestuur. Reeds had het in i7°7 daartoe vier mannen mogen kiezen, die als de schepenen te Hollsenderby den schout, hier den ondervoogd, moesten bijstaan. Toch duurde het nog tot aan het einde der 19de eeuw, alvorens Drager geheel van Hol lsenderby werd gescheiden.

1) Zie over dezen strijd behalve Nicolaisen ook Pontoppidan, Kort Efter-

aTskï'ppertlden paa Drager in Drager Museums Meddelelser Nr I, blz.