geleken met die van andere Afrikaansche groepen: van Efe-pygmeeën in het Ituri-woud, Boschjesmannen, Hottentotten, Negers van Siërra Leone en Liberia; echter ook met de vingerafdrukken van Negers van Jamaica. Tusschen de Kivu-Batwa- en de Ituri-pygmeeën werd een matige overeenkomst geconstateerd, daarentegen bij de noordoostelijke Batwa-groep en de Ituri een duidelijke overeenkomst. De verhouding der Kivu-Batwa tegenover de Bosch jesmannen is dezelfde als die tegenover de Ituri-dwergen, daar de beide laatstgenoemde groepen opvallend overeenkomstige vingerpatronen hebben. Daarentegen staan de Hottentotten en Negers verder af; laatstgenoemden onderscheiden zich door de groote frequentie van wervels en het zeldzaam voorkomen van bogen. De Negers van Jamaica (Davenport en Steggerda) verschillen van de Afrikaansche Negers (Cummins) door een grooter percentage bogen.

Tegenover andere volksgroepen onderscheiden zich de Kivu-Batwa door een groot percentage bogen en een betrekkelijk klein wervelaantal.

De meeste anthropologen zijn van oordeel, dat de wervel de oorspronkelijke vorm van vingerafdruk is, terwijl daarentegen de boog als een progressieve vorm wordt opgevat. Indien dit inderdaad juist is, zou men bij de Kivu-Batwa een progressieven ontwikkelingsvorm van vingerpatroon kunnen aannemen. Te dien opzichte zouden dan de Kivu-Batwa dicht staan bij de dwergvolken van het Ituri-woud en de Boschjesmannen van Zuid-Afrika, echter verder af van de Afrikaansche Negers. De noordoostelijke groep der Kivu-Batwa vertoont met de Ituri-pygmeeën meer overeenkomst dan de westelijke groep. Deze grootere overeenkomst der Ituri met de noordoostelijke Batwa-groep beantwoordt aan Czekanowski's opvatting der meerdere oorspronkelijkheid van de noordoostelijke groep.

J. P. Kleiweg de Zwaan.

OVERZICHT VAN GEOLOGISCHE PUBLICATIES

OVER NEDERLAND EN KOLONIËN

(Samengesteld door een Commissie uit het Geologisch-Mijnbouwkundig Genootschap)

Geologische kaart van Nederland. Blad Geertruidenberg. 44 (I en II). Opname Rijks Geologische Dienst. 1 : 50.000. Verschenen 1937.

Van bovengenoemd blad zijn de nu verschenen kwartbladen opgenomen door ir. Burck en dr. Reinhold. Ze omvatten een gebied waar alleen holoceene afzettingen aan den weg treden. Het jongste Pleistoceen, dat in het oostelijk gedeelte nog slechts op ongeveer 10 m diepte is aangeboord, daalt iets in westelijke richK. N. A. G., LV. 9