van den centralen kegel en van de eruptieproducten van 1927. Macroscopisch verschillen de gesteenten van den caldeira-wand weinig, microscopisch onderzoek leerde, dat er twee typen zijn, namelijk basalt onder in den wand en andesiet daar boven in. De gangen bestaan uit bazalt, de lavastroomen eveneens. Bij de eruptie van 1927 werden alleen bommen en asch uitgeworpen. Het onderzoek toonde aan, dat deze uitwerpselen staan tusschen een fonolitisch en een normale diorietisch magma. Eerst waren de producten van den vulkaan derhalve bazaltisch, daarna andesietisch. Later hebben de uitbarstingen weer meer basische gesteenten opgeleverd. De oudere bazalten mogen theoretisch geen olivijn bezitten, waarschijnlijk is hierdoor te verklaren waarom de toch aanwezige olivijn resorptieverschijnselen vertoont.

Kr.

Easton, N. Wing. The tin ores of Banka, Rilliton and Singkep, Malay Archipelago. Economie Geology. Vol. 32, No. 1, pp. 1—30, No. 2, pp. 154—182. With 12 figs in text, 1937.

In verband met het feit, dat over de in den titel vermelde eilanden slechts weinig in buitenlandsche leerboeken en periodieken is te vinden en dan vaak nog met meer of minder fouten, besloot de schrijver een uitvoerig overzicht te geven van hetgeen daarover in ons land en in Nederlandsch Indië is gepubliceerd, en tevens zijn eigen meening daarin neer te leggen, welke hij door literatuurstudie en een bezoek aan Billiton had verkregen. De studie is mede een gevolg van artikelen, die geschreven werden naar aanleiding van een reeds eerder door hem over Billiton gepubliceerd stuk. Het verschijnen heeft de schrijver nog mogen beleven; een paar maanden later is hij helaas onverwacht overleden.

De eilanden bestaan voornamelijk uit graniet, zandsteen en kleischalie, ondergeschikt komen gangen voor van een diabaas en op Banka en Billiton liggen losse blokken van kwartsporfyr en de daarbij behoorende verkiezelde tuffen. Op enkele eilandjes der Riouwgroep zijn deze laatste gesteenten algemeener. Contactmetamorfose is slechts op enkele plaatsen waargenomen. Een deel van den graniet is klaarblijkelijk het oudste aanwezige gesteente; de overige graniet wordt om verschillende redenen voor jonger gehouden. In hoornsteen zijn radiolariën gevonden en op Lingga is Daonella aangetroffen. Dit laatste wijst op Mesozoicum. Het is evenwel niet uitgesloten, dat oudere sedimentaire gesteenten aanwezig zijn. De aanwezige sedimentaire gesteenten zijn geplooid en dikwijls diep verweerd, evenals de oudere graniet. De jongere graniet is minder verweerd en vormt harde koppen. De tinertsen zijn gevormd na het indringen van den jongen graniet. De „greisen" (veranderde graniet, gewoonlijk alleen bestaande uit kwarts en glimmer) ontstond uit den ouden graniet, toen deze reeds gekaoliniseerd was. Onbekend is wanneer de jonge graniet is gekomen. De sedimentgesteenten liggen in onveranderde positie op de oude graniet en zijn mee opgeheven; zij hellen meer of minder steil ten opzichte van den ouden graniet, tenzij gecompliceerde struc-