gebruikt. Steppen komen, voor zoover mij bekend is, op geen enkel blad voor, hoewel men ze op enkele bladen, bv. die van Argentinië, wel zou wenschen; met veel succes is daarentegen van de signatuur voor woestijnen (lichte, zwarte stippeling) gebruik gemaakt, zoowel in Afrika als bv. in Britsch Indië. Door een sterker stippeling zijn hierin nog weer heel suggestief de duinenrijen aangeduid. Ook is het de bedoeling, dat zeeduinen worden voorgesteld, al is dit tot nog toe in Indië niet geschied, ook niet aan de zuidkust van Java.

In Indië heeft het moeras teeken natuurlijk een ruime toepassing gevonden. De verdere Indische kaarten onderscheiden echter naast moeras ook nog drasland, dat minder waterrijk is. Omdat het hier niet als moeras in engeren zin beschouwd wordt, is het tot nog toe niet opgenomen op de bladen van de wereldkaart, maar daar het typeerend is voor de uitgestrekte, onbewoonde en vochtige laaglanden van Sumatra en Borneo en elders wellicht tot het moeras gerekend zal worden, verdient het toch aanbeveling om ook dit apart aan te duiden, waarmee de legenda dan weer met een teeken zou worden uitgebreid.

Eenige nieuwere Engelsche bladen van Voor-Azië hebben, behalve met een aantal reliëf-details, waarover reeds werd gesproken, de legenda nog verrijkt met teekens voor steenwoestijn (stony area), moddervlakten, periodiek overstroomde gebieden en een teeken voor lavavelden, dat een zeer plastisch beeld van deze groote vlakte-erupties geeft; Argentijnsche bladen van de American Geographical Society hebben nog een teeken voor de „salars" *) toegevoegd, en de Australische een voor bevloeide gebieden, die geen van alle voor Indië in aanmerking komen. Voor deze droge landen zijn ook de verschillende vindplaatsen van water van belang. Behalve voor bronnen werden teekens ingevoerd voor waterreservoirs, waterleidingbuizen, artesische putten, poelen en wadi's.

Van de anthropogene elementen behooren de plaatsen tot de belangrijkste. Volgens het voorschrift dienen deze in 6 klassen verdeeld te worden en wel naar hun administratieve beteekenis; de grootte kan men dan in het lettertype tot uiting laten komen, maar van deze laatste mogelijkheid is in Indië geen gebruik gemaakt. De legenda brengt ook hier weer moeilijkheden mee, daar deze behalve de plaatsen zesde orde nog een apart teeken, een zwart blokje, voor dorpen bevat. In de meeste landen heeft men niet recht geweten wat hiermee aan te vangen en op de eerste Indische bladen heeft men er dan ook geen gebruik van gemaakt. Later is het echter ingevoerd om er „kampoengs" mee aan te duiden, maar dit brengt het bezwaar met zich mede, dat men dan vrij willekeurig een verdeeling in kampoengs en plaatsen zesde orde moet maken. Het teeken heeft dan ook vooral zin voor zéér kleine kampoengs, die natuurlijk alleen in zeer dun bevolkte gebieden belangrijk genoeg zijn om opgenomen te worden,

1) Overblijfsel van voormalig zoutmeer zonder afvloeiing; in drogen tijd steppe, in regentijd min of meer moerassig.