oppervlakte als het weiland. Een gewoon boerenbedrijf heeft 5 ha weiland en even zooveel ha akkerland. Gemiddeld worden 5 koeien gehouden. Thans wordt 49.5 % der gemeente-oppervlakte voor bouwen weiland gebruikt.

Hierboven maakten we reeds melding van de bosschen, die bij 't begin der christelijke jaartelling deze streken bedekten. Zooals overal elders in Brabant zijn. deze geheel verdwenen. Door de ontbossching ontstonden groote stuifzandgebieden. Eerst in de vorige eeuw begon men die doelmatig vast te leggen door herbebossching. In 1922 werd in deze gemeente nog een aanplanting van 124 ha begonnen, met renteloos voorschot van den Staat. Het bosch en de heidegrond beslaan tegenwoordig nog 46 % van de oppervlakte. Deze gebieden zijn bijna geheel in handen van enkele grootgrondbezitters. De gemeente bezit 660 ha, de N.V. Philips' Grond Mij. 110 ha en de baron van Treeswijk 92 ha. Door dit klein getal eigenaars was het gemakkelijk een groot gedeelte er van als te sparen natuurschoon aan te wijzen. De streekplan-instantie bestemde hiervoor 780 ha dat wil zeggen 72 % van het bosch en den woesten grond (13). Vooral rond het industriecentrum Eindhoven zal een dergelijke recreatie-oord in de toekomst zeer gewaardeerd worden.

De Industrie. Naast den akkerbouw moest bij toenemende bevolking de industrie deze een bestaan verschaffen. Daardoor ontwikkelde zich hier eerst de huisindustrie. De Waalresche molen, oorspronkelijk een korenmolen, werd toen volmolen, waar zelfs lakens uit Tilburg verwerkt werden. Velen trokken met de zelf geweven goederen naar de omliggende dorpen, om deze daar te verkoopen, of „gingen den boer op" om op afgelegen hofsteden hun waar aan den man te brengen. Deze particulieren vormden de laatste rest van het eens in de Kempen zoo bekende teutengilde. De teuten waren handelaars die, al ruilend en verkoopend den kost wisten te verdienen (12). Ze trokken zelfs naar vreemde landen. Hun naam zal wel afkomstig zijn van een werkwoord dat ruilen beteekende (vgl. bij Kiliaan: tuytelen — permutare, commutare). Vooral de haarteuten hadden een goed bestaan. Ze trokken met het boerinnenhaar zelfs naar Amerika. Dit trekken schijnt velen in het bloed gezeten te hebben. Nog op het eind der vorige eeuw gingen Waalresche metselaars naar Rotterdam, 's Zaterdags keerden ze gewoonlijk terug.

Tegenwoordig bestaat de industrie uit enkele sigarenfabriekjes, een sigarenkistenfabriek en enkele textielfabrieken. In Aalst is daarenboven nog de grootste wasbleekerij van Nederland, waaraan een kaarsenfabriek is verbonden.

De Verkeersligging. Zooals we reeds hierboven opmerkten, was Waalre in de vroege middeleeuwen een voornaam dorp. Waarschijnlijk is het een middelpunt geweest van waaruit de Echternachter monniken het Christendom verbreidden. Willibrordus wijdde er persoonlijk de kerk in. De wegen die in deze tijden ontstonden,