Soembawa (ruim 400) zal men zelden in eenig district op Java en Madoera aantreffen.

Ook het oppervlak der landrenteplichtige, droge gronden is in de onderafdeeling Bima bekend. Deze gronden omvatten woonerven, koffietuinen, andere permanente tuinen, jaarlijks beplante tegalvelden, vischvijvers en zoutpannen. De meeste tegalans bevinden zich in het sultanaat Bima en wel in het bijzonder in de omgeving van de baai van dien naam. Dit houdt verband met de erop verbouwde gewassen: katjang hidjau en uien. Deze exportgewassen werden vanouds geteeld in de buurt van de voornaamste uitvoerhaven van de onderafdeeling Bima. Ook op de sawah's in de omgeving der Bimabaai teelt men deze gewassen, maar hier na den rijstoogst. De koffietuinen bevinden zich, als vroeger, meest in het Donggogebergte, terwijl onder de „andere permanente tuinen" vooral klapperaanplantingen moeten worden verstaan, die zich hier en daar aan de kust, ook wel meer het binnenland in, bevinden, maar die nog steeds geen groote uitbreiding hebben verkregen. Langs de Bimabaai bevinden zich verder vischvijvers, waarin bandeng 1) geteeld wordt en er komen uitgestrekte zoutpannen voor, waarvan de totale productie op 20000 a 30000 pikol 's jaars wordt geschat (Man. 6).

De uitgestrektheid van de droge gronden in het sultanaat Bima bedroeg in 1926 12819 ha, in het sultanaat Dompo in 1927 4019 ha en in het sultanaat Sanggar in hetzelfde jaar 286 ha (Lit. 12, p. 102*). Op dezelfde wijze als eerder ten opzichte van de sawah's werd aangegeven, kon ook het oppervlak der droge gronden in de onderafdeeling Bima in de jaren 1929 en 1932 worden berekend. Dit bedroeg respectievelijk 12 610 en 8 563.02 ha. In 1929 bedroeg dus het totaal der landrenteplichtige bouwgronden in de onderafdeeling 32 629 ha en wij komen bij de berekening van het aantal inlanders per km2 bouwgrond op een getal van 606.7. West-Soembawa telde 284.3 inlanders per km2 landrenteplichtigen bouwgrond, ook uit dit cijfer blijkt weer de betrekkelijke overvloed van bouwgrond in dit gebied.

Het is niet geoorloofd beide voorgaande cijfers te vergelijken met die, welke in de Volkstellingspublicaties te vinden zijn betreffende het aantal inlanders per km2 bouwgrond op Java en Madoera. Immers, onder bouwgrond worden in deze publicaties verstaan: bevloeibare of niet-bevloeibare akkers, wisselvallige bouwvelden, woonerven, vischvijvers, nipahbosschen, enz., waarop inlandsche bezits-, gebruiks- of genotrechten worden uitgeoefend2). De „wisselvallige bouwvelden" (de hoema's in Zuid-Bantam) zijn op het totaal der bouwgronden van Java en Madoera niet van belang, maar op Soembawa vormen de ladangs een niet te verwaarloozen deel der bouwgronden! Hun oppervlak is, daar zij niet landrenteplichtig zijn, niet bekend.

1) Clianos chanos Forsk.

2) Volkstelling 1930, deel I, p. 2.