periodiek uit te geven, welke zich uitsluitend met de geschiedenis der cartografie zou bezighouden. Al spoedig bleken verschillende schrijvers tot medewerking bereid en zoo verscheen nog in hetzelfde jaar te Berlijn de eerste aflevering van Imago Mundi met een tiental artikelen, waarin voornamelijk merkwaardige oude kaarten werden behandeld. Berichten over geografische congressen, een boekbespreking, enz. vulden den inhoud aan en aangezien dit eerste nummer reeds dadelijk goed was geïllustreerd, deed het slechts goeds voor de toekomst verwachten.

Helaas zag dr. Wertheim zich echter genoodzaakt Duitschland metterwoon te verlaten, waardoor alle plannen omvielen en de heer Bagrow gedwongen was een anderen mede-redacteur en uitgever te zoeken. Zijn pad ging daarbij niet over rozen, maar toch werden de pogingen ten slotte met goeden uitslag bekroond en zoo kon onlangs te Londen bij de uitgevers Henry Stevens, Son & Stiles, die op historisch-cartografisch gebied hunne sporen reeds lang hebben verdiend, het tweede nummer van Imago Mundi het licht zien, thans onder de gezamenlijke redactie van Leo Bagrow & Edward Lynam. Deze zijn voornemens het tijdschrift voorloopig eens per jaar uit te geven en de frequentie op te voeren, zoodra de te verkrijgen steun van bibliotheken, genootschappen en andere belangstellenden dit mogelijk zal maken.

Het tweede nummer, dat thans geheel in de Engelsche taal is gesteld, maakt een nóg beteren indruk dan het eerste. Het bevat niet minder dan twaalf artikelen over oude kaarten, atlassen enz., terwijl een uitvoerige bibliographie, een kroniek, een boekbespreking en een In Memoriam den lezer op de hoogte stellen van alles wat uit de laatste jaren op dit gebied vermeldenswaard mag heeten. Voorts zijn een tiental reproducties van oude kaarten opgenomen, welke door het groote formaat van het Jaarboek goed tot

haar recht komen.

Den Nederlandschen lezer zal het in het bijzonder interesseeren, dat in de eerste aflevering een verhandeling is opgenomen over een onbekend zeemansgidsje van Hessel Gerritsz, dat in de Universiteitsbibliotheek van Göttingen werd gevonden, terwijl in het tweede nummer een artikel voorkomt over een verzameling Hollandsche handschriftzeekaarten op perkament, die onlangs ontdekt werden in de bibliotheek van het Corpus Christi College te Oxford en welke ongetwijfeld afkomstig zijn van onze Oost-Indische Compagnie.

Laat ons hopen, dat de belangstelling voor dit tijdschrift niets te wenschen zal overlaten en dat het spoedig mogelijk zal zijn een facsimile van een merkwaardige of zeldzame oude kaart op ware grootte aan elk volgend nummer toe te voegen; een wensch, die reeds door de redactie in het voorbericht van dit tweede nummer werd uitgesproken.

W. VOORBEIJTEI. CANNENBURG.