der wereldtalen. En als no. 2 en 3 gaf dit museum in de Engelsche taal het bovengenoemde en het hieronder besproken werk uit bij de Aktiebolaget Thule, te Stockholm, beide in soberen linnen band, met weinig tekst en met veel reproducties der teekeningen en waterverfschilderingen, beide van de hand van Tyra de Kleen. Alle illustratiewerk is geplakt op dik, zwart carton, waardoor het karakter dezer uitgaven als een ethnograf isch kunstalbum bewaard blij ft.

Dit werk over den dans op Bali bevat, naast 27 blz. tekst, waarin mede verschillende teekeningen zijn opgenomen, 77 zwarte cartons met platen, waaronder 24 reproducties van waterverfschilderingen.

Dit tijdschrift heeft niet ten doel het bespreken van kunst. Wij kunnen echter niet nalaten bewonderend te spreken over plaat 39. De twee figuren van dansende mannen in het halfdonker, naast de danseres in het volle licht, vormen een artistiek en boeiend geheel.

De soberheid in de uitvoering van het rijke boekwerk is in harmonie met die der teekeningen. Men vindt in de laatste niets anders en niets meer afgebeeld, dan wat de kunstenares wilde voorstellen. L_

Iyha de Kleen. Wayang (Javanese theatre). With a preface by C. Lekkerkerker. Stockholm. 1937. Prijs 5 guinea's.

Het andere ethnografisch-artistieke werk van freule de Kleen behandelt de wajang, het Javaansche schimmentheater. Hierin zijn 30 blz. tekst met enkele teekeningen, benevens 13 cartons met zwart en wit, en 26 met waterverfteekeningen.

Wij moeten alweer de artistieke waarde der platen onbesproken laten.

In den tekst geeft Tyra de Kleen op bescheiden wijze de meeningen weer omtrent het schimmentooneel der Javanen. Wij hooren van het knappe, maar nu wel wat verouderde proefschrift van dr. G. A. J. Hazeu, Bijdrage tot de kennis van het Javaansch tooneel, Leiden 1897 (dit tijdschrift 1898, p. 115—117). Hazeu besluit tot een zeer hooge oudheid van het Javaansch tooneel, dat uit het vóór-Hindoesche Javanisme zou stammen en een vorm van voorouder-vereering zou zijn. Verder spreekt de artiste-schrijfster over de latere meeningen omtrent den oorsprong van dat tooneel, zooals die zijn uitgesproken door prof. dr. Krom, prof. Bezemer. Goslings en anderen.

Een groot deel van den tekst en de platen zijn gewijd aan de voorstelling van de Soendasche wajang Arayana, door den auteur bijgewoond op het theeland Goenoeng Boeleud in het regentschap Soekaboemi, waarvan de vertaling en de beteekenis werden toegelicht door mevrouw Van Motman, de gastvrouw van freule de Kleen, en door den inheemschen kleermaker der onderneming, die inviel voor den dalang. Want deze had zich niet in staat verklaard