het Wilhelmina-kanaal zou worden geleid, ter bevloeiing van den voormaligen St. Oelbertspolder *). Tegen dit plan rezen ernstige bezwaren:

1. Van de zijde der provincie, in verband met de lage ligging van de P.N.E.M.-gebouwen, daar men opstuwing in den open Dongemond kart verwachten;

2. De aanslibbing in den Donge-mond kan groot worden;

3. De bergboezem voor het bovenwater is vrij klein;

4. Beneden de afsluiting zal verzwaring der kaden tot 4 a 4.5 m + N.A.P. moeten plaats vinden.

5. Geertruidenberg is hier weinig mee geholpen.

Men is toen weer tot het eerste plan teruggekeerd.

Een ander vraagstuk, dat hier aan de orde is, is de vraag: permanente afsluiting door sluizen of behoud van de normale getij beweging.

De voordeelen van afsluiting van den Donge-mond zijn niet alleen van financieelen aard: goedkoopere loozing en waterkeering, doch tevens van sociaal en economisch belang. Evenals in den Biesbosch verwacht men belangrijke uitbreiding van land- en tuinbouw, de vestiging van woningen en nieuwe woonkernen2) en belangrijke uitbreiding van werkgelegenheid. Voorts opheffing van verkeersbelemmering in den weg Breda—Keizersveer. Als dan de bemaling van het Rijk zal zijn overgenomen en gemoderniseerd, hoopt men de bodemproductie aanzienlijk te kunnen opvoeren. In het Rapport der Kamer van Koophandel wordt de directe bate bij de afsluiting van de Donge becijferd op één millioen gulden.

„H et Zuiderafwateringskanaa 1", ± 7000 ha groot, strekt zich uit bezuideri de Bergsche Maas en bewesten het kanaal van Drongelen. Door den Langstraatschen winterdijk wordt het gescheiden in de buitenpolders benoorden en de binnenpolders bezuiden dezen dijk. De bodem der buitenpolders bestaat uit rivierklei (I 7 k) die naar het Oosten steeds meer zavelig wordt. De binnenpolders bestaan in het Westen nog uit rivierklei, die naar het Zuiden overgaat in oud-holoceen rivierzand (Ioz). De binnenpolder van 's-Grevelduin-Capelle en de streek er bewesten onder Waspik bestaan geheel uit laagveen.

Voor 1904 vond de waterloozing van het geheele gebied uitsluitend op het Oude Maasje plaats. De binnenpolders loosden door sluizen in den dijk op de vele Langstraatsche havens, terwijl 's zomers hierdoor ook waterinlaat plaats vond. De buitengronden, destijds uitsluitend grasland, werden regelmatig bij stormvloed geïnundeerd.

Aanvankelijk had men in 1904 voor dit gebied geheel andere plannen, waarbij o.a. het Oude Maasje door schut- en uitwateringssluizen bij Keizersveer zou worden afgesloten, zoo noodig met stoombemaling.

1) Deze polder, ± 500 ha groot, ligt bewesten het Wilhelminakanaal, ter weerszijde van het Markkanaal (Kaart IV). Door het graven dier kanalen is de grondwaterstand er zoodanig gedaald, dat de cultuurwaarde en dus de verkoopprijs van den grond geweldig is teruggeloopen. In Mei en Juni 1937 yijn er bevloeiingsproeven genomen. Echter zonder resultaat.

2) 's-Gravenmoer is thans de eenige in het poldergebied.