provincie wordt bemoeilijkt door de van Oost naar West sterk veranderende facies van het Oud-Kwartair. In het Westen van het land is het Oud-Kwartair marien en bestaat bijna geheel uit A-materiaal, zoodat daar een verandering van de samenstelling van het uit het ZO. aangevoerde zand uiteraard niet kan worden vastgesteld. De ondergrens van de saussuriet-rijke zanden in Schoorl en Utrecht (Lit. 7) behoeft dus niet samen te vallen met het ontstaan van de Saussurietgroep, maar kan jonger zijn. Een stratigraphisch diepe sectie als van Etten (Lit. 7, p. 53) staat in zijn diepste gedeelte nog geheel in de Saussuriet-provincie. Ook nabij Tegelen (Lit. 7) zijn betrekkelijk oude voorbeelden van de Saussuriet-provincie aangetroffen. Vermoedelijk ligt het ontstaan van de Saussuriet-provincie dan ook in het bovenste Plioceen, maar voorloopig spreken wij nog van den overgang Plioceen—Pleistoceen als periode van ontstaan van de Saussuriet-groep.

Deze termijn komt goed overeen met die, waarin volgens de betrokken autoriteiten de opheffing van het Rheinische Schieferbergte tot de huidige positie van middelgebergte heeft plaatsgevonden. Wij ontmoetten deze opheffing reeds bij de bespreking van de Maasproducten en zoo zouden wij feitelijk gedwongen zijn, de Saussuriet-provincie naast de echte „Ardennen"-provincies Elsloo- en Eysden- te stellen. Petrologisch, zoowel als geologisch is daarvoor wel iets te zeggen. Het hoofdbezwaar echter tegen de te ver gaande vergelijking is, dat de Saussuriet-provincie veel belangrijker is dan de Elsloo- en Eysdenprovincies, maar vooral veel eerder optreedt. Toen de Maas nog in hoofdzaak materiaal van de Limburg-provincie, hetwelk niet van de eigenlijke Ardennen afkomstig was, transporteerde, was de Rijn reeds lang toe aan het Saussuriet-materiaal, hetwelk als een specifiek „Schiefergebirge"-materiaal moet worden opgevat. Ter herinnering diene, dat tijdens het Jong-Tertiair in het Neder-Rijngebied een zand, zeer verwant aan de Limburg-provincie, werd afgezet (Lit. 7, W. Kahmann l.c., zie § 4).

Interessant zijn de wijzigingen in de samenstelling van het Saussuriet-materiaal in den loop van het Kwartair, welke wijzigingen een weerspiegeling zijn van het kwartaire vulkanisme in het Rijnland.

In het Oud-Kwartair bevatte de Saussuriet-provincie geen augiet of bazaltische hoornblende *). In den ondergrond van Nederland zien wij de augiet het eerst optreden in een niveau, dat in Noord-Nederland tusschen 40—70 m onder de keileem ligt. (Lit. 7, 14).

Volgens de geologische Kaart zou dit niveau overeenstemmen met het II 1 2). In Midden-Nederland moet dit niveau glaciaal gestuwd zijn en is de stratigraphische positie moeilijk vast te stellen, terwijl in Zuidoost-Nederland nog onvoldoende gegevens bestaan om de ondergrens van de augiet stratigrafisch te verifieeren.

1) Augiet en basaltische hoornblende komen in groote hoeveelheden in Ye'e basische vulkanische gesteenten voor. Door hun hoog soortgelijk gewicht komen zij bij de bromoform-scheiding in de zware fracties terecht.

2) II o = Pleistoceen, ouder dan Risz-glaciaal.

II 1 = Hoogterras.