Tot zoover over de Duitsche mijl van 7,4 km lengte. Behalve deze waren er echter nog andere Duitsche mijlen in gebruik. In het begin van dit artikel besprak ik reeds de rasta, er op wijzende, dat deze kleine Duitsche mijl tot in de zeventiende eeuw toe bleef voortbestaan. Haar lengte verhield zich tot die van de groote Duitsche mijl als 3: 5.

Er bestond echter ook een middelbare Duitsche mijl, welke 4/5 van de groote bedroeg. Ik kan haar bestaan niet verder bewijzen, dan tot het jaar 1520. In dat jaar ontmoet men haar op de eerste wereldkaart van Petrus Apianus1), waar men bij de linie leest: Vnus gradus 15 miliaria Italica 60. Uitvoeriger is Apianus in zijn voor de eerste maal in 1524 verschenen Cosmographicus liber, dat in den loop van de zestiende eeuw vele malen herdrukt werd (herzien en aangevuld door Gemma Frisius) : Miliare Italicum habet 1000 passus; Passus geometricus quo utitur Cosmometra habet 5 pedes. Miliare Italicum habet 8 stadia. Secundum aliquos 480 stadia uni gradui aequinoctialis correspondent. Quae 15 miliaria aut 60 italica mensurant; Galli sive Franci 25 leucas uni gradui tribuunt. Hispani vero leucas 18. Dus:

II. 1 Duitsche mijl = 4 Italiaansche mijlen a 1000 passus Met andere woorden: 1 Duitsche mijl heeft hier de lengte van 4 X 1480 m = 5,92 km. Daar ook Apianus aan deze Duitsche mijl de waarde van 1I15 graad toekent, ligt het vermoeden voor de hand, dat de waarde van de Duitsche mijl door verschillende kosmografen en kartografen in overeenstemming werd gebracht met de door hen aangenomen waarde voor één graad van den aardomtrek, in dit geval dus met de waarde: i° = 60 Italiaansche mijlen.

Deze waarde voor één graad van den aardomtrek ontmoeten wij reeds in de dertiende eeuw bij A 1 b e r t u s M a g n u s 2). Zij is gebaseerd op de meening, dat de Ptolemaeïsche stadiën (bij Ptolemaeus i° = 500 stadiën) Attische stadiën waren van 600 Attisch-Romeinsche voeten, dus van eene' lengte van 600 X 296 mm = i77>6 m. Van zulke stadiën bevatte de Romeinsche mijl er 8x/3, bijgevolg 500 stadiën = 60 Romeinsche mijlen. Ook Donnus Nicolaus Germanus en Henricus Martellus hielden zich in hun Ptolemaeus-handschriften uit de tweede helft van de 15de eeuw bij voorkeur aan deze waarde en hun voorbeeld werd door vele makers van kaarten en kosmografische werken nagevolgd, tot aan N i c. W i t s e n's kaart van Tartarije toe.

Apianus komt blijkbaar langs een anderen weg, dan de boven beschrevene, tot zijn Duitsche mijl a 4 Italiaansche. Secundum aliquos 480 stadia uni gradui aequinoctialis correspondent, zegt hij. Zulk een waarde van 480 stadiën voor één graad van den linie-omtrek ontmoeten wij echter bij geen enkelen auteur van de oudheid, zij is een voort-

1) Tipvs orbis vniversalis ivxta Ptolemei Cosmographi traditionem et Americi Vespucii alior(vm)qve lvstrationes a Petro Apiano... An. Do. MDXX. Zie reproductie in Nordenskiöld's Faksimile-Atlas. Taf. XXXVIII.

2) Beati Alberti Magni, ...Operum. Tomus Secundus. Lugduni M. D.C. LI. Liber II, Tractatus IV. Caput XI, pag. 146.